ECLI:NL:RBDHA:2024:20965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
09/180354-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak seksueel binnendringen minderjarige dochter en veroordeling voor ontucht bij minderjarige dochter en nichtje

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van zijn minderjarige dochter en ontuchtige handelingen met zijn nichtje. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het seksueel binnendringen van zijn dochter, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zich schuldig had gemaakt aan deze handeling. Wel heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld voor ontuchtige handelingen met zijn dochter en nichtje, waarbij hij meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn dochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was, en met zijn nichtje, die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder tbs met voorwaarden, en is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/180354-23
Datum uitspraak: 13 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1984 te [geboorteplaats] (Colombia),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 oktober 2023, 11 januari 2024, 27 maart 2024, 20 juni 2024, 21 augustus 2024, 2 oktober 2024 (alle pro forma) en 29 november 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Post en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.M. Seebregts naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 oktober 2024, ten laste gelegd dat:
1
hij, op tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 8 maart 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2019, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten het brengen van zijn vinger(s), tong en/of penis in haar vagina, althans tegen haar clitoris, althans tussen haar schaamlippen;
2
hij, op tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 8 maart 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (meermalen) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2019, door (telkens)
- de vagina van die [naam 1] te betasten en/of te likken en/of
- (met) zijn hand(en) en/of zijn penis tussen de billen van die [naam 1] te brengen en/of te voelen en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [naam 1] te brengen en/of te houden en/of te masseren en/of wrijven en/of
- in de directe nabijheid van die [naam 1] zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of zich af te trekken;
3
hij - als oom en/of oppas - in of omstreeks de periode van 18 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 te Deventer, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, door
- in de directe nabijheid van die [naam 2] zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of zich af te trekken en/of
- het been en/of de lies en/of de (omgeving van de) vagina van die [naam 2] te betasten;
4
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 te Deventer, althans in Nederland, met (de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige) [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- in de directe nabijheid van die [naam 2] zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of zich af te trekken en/of
- het been en/of de lies en/of de (de omgeving van de) vagina van die [naam 2] te betasten.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Deze strafzaak gaat allereerst over de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van zijn minderjarige dochter [naam 1] en ontuchtige handelingen bij haar heeft verricht. Daarnaast is aan de orde of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen jegens zijn minderjarig nichtje [naam 2] , die aan zijn zorg was toevertrouwd.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat er bij de feiten 3 en 4 sprake is van een eendaadse samenloop.
Met betrekking tot het eerste tenlastegelegde feit rekwireert de officier van justitie tot partiële vrijspraak voor zover de tenlastelegging ziet op het seksueel binnendringen met de penis en met de tong in de vagina van [naam 1] . Voor de overige onderdelen van de tenlastelegging rekwireert de officier van justitie tot bewezenverklaring. De officier van justitie stelt dat sprake is van seksueel binnendringen nu de verdachte heeft verklaard de schaamstreek van [naam 1] te hebben aangeraakt bij het wassen, en stelt verder dat het in het algemeen gesproken anatomisch onmogelijk is dat de verdachte tijdens de persoonlijke verzorging van [naam 1] zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan het seksueel binnendringen van [naam 1] . De officier van justitie verwijst daarbij naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BK6910).
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op de navolgende standpunten gesteld.
Algehele vrijspraak moet volgen voor feit 1, er is immers geen bewijs dat de verdachte zou zijn binnengedrongen in het lichaam van zijn minderjarige dochter [naam 1] . Voor de overige feiten kan deels een bewezenverklaring volgen in verband met de bekennende verklaring van de verdachte.
3.4.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder
1ten laste gelegde feit als volgt.
Dit strafrechtelijk onderzoek is gestart op 15 maart 2023 met een melding in het kader van een informatief zedengesprek met [naam 3] , de moeder van [naam 1] . Zij verklaarde dat [naam 1] uitspraken heeft gedaan welke volgens haar duiden op seksueel misbruik door haar vader, de verdachte. Op 22 maart 2023 heeft de moeder hierover aangifte gedaan bij de politie. [naam 1] zou tegen haar hebben gezegd dat de verdachte met zijn penis haar ‘cho cho’ masseerde. Cho cho is het Spaanse woord voor ‘kutje’.
[naam 1] is hierover gehoord in het kader van een studioverhoor. Zij verklaarde in dat verhoor dat haar vader met zijn piemel haar plassertje ging aanraken. De betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1] is onderzocht door een deskundige. Deze overweegt dat de onthullingen van [naam 1] spontaan lijken en dat er geen indicaties zijn dat er vooraf sprake is geweest van suggestie dan wel beïnvloeding. In het betrouwbaarheidsonderzoek concludeert de rapporteur verder dat het scenario dat de verklaringen van [naam 1] in het studioverhoor betrouwbaar zijn in aanzienlijke mate meer aannemelijk zijn dan alternatieve scenario’s.
De verdachte heeft ontkend dat hij bij [naam 1] seksueel is binnengedrongen. De verdachte heeft mogelijk [naam 1] wel bij het wassen onder de douche tussen de schaamlippen aangeraakt.
De rechtbank oordeelt dat onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is, dat erop duidt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam 1] . [naam 1] heeft zelf niet verklaard over dergelijke handelingen. De rechtbank hecht waarde aan de verklaring van [naam 1] zelf nu deze verklaring door de deskundige als betrouwbaar wordt geacht. Ander bewijs is er niet.
De rechtbank oordeelt dat weliswaar vastgesteld kan worden dat de verdachte met zijn hand de schaamstreek van [naam 1] heeft aangeraakt, maar de verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie en ook tijdens de inhoudelijke behandeling telkens verklaard dat deze handelingen niet anders plaatsvonden dan in het kader van de persoonlijke verzorging van [naam 1] . Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank niet vaststellen dat daarmee sprake is van seksueel binnendringen.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. (
Bijlage I)
3.6.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4
Colombiaanse processtukken / 359a Sv vormverzuimverweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de processtukken met betrekking tot de Colombiaanse strafzaak contra legem zijn verkregen en uitgesloten moeten worden ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank overweegt dat, nu de desbetreffende stukken op geen enkele wijze dienen ten aanzien van het bewijs, zij niet toekomt aan de rechtmatigheidstoetsing van de verkrijging van die stukken.
Juridisch kader
In zedenzaken zijn vaak slechts twee personen bij de verweten seksuele gedragingen aanwezig geweest, namelijk het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader. Wanneer de verdachte in zo’n geval de hem of haar verweten gedragingen ontkent, zijn de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer doorgaans het enige bewijsmiddel.
Het bewijs dat een verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van het veronderstelde slachtoffer (artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv)). De feiten en omstandigheden waarover hij of zij verklaart, mogen niet op zichzelf staan, maar moeten volgens vaste rechtspraak voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer niet alleen betrouwbaar zijn, maar ook of die verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het benodigde steunbewijs moet zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Ten aanzien van feit 2
Toepassing juridisch kader / betrouwbaarheid [naam 1] / steunbewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam 1] , ondanks haar zeer jonge leeftijd, tijdens het studioverhoor authentiek en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte met haar heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat haar verklaring als geloofwaardig en betrouwbaar kan worden aangemerkt en daarom tot uitgangspunt kan worden genomen bij de beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De rechtbank vindt daartoe redengevend het rapport van de betrouwbaarheidsdeskundige dr. Wolters. Dr. Wolters vindt de verklaringen van [naam 1] authentiek en zodanig gespecificeerd dat het niet aannemelijk lijkt dat zij dingen verzint dan wel suggereert. Dr. Wolters acht het scenario dat de verklaringen van [naam 1] in het studioverhoor betrouwbaar zijn in aanzienlijke mate meer aannemelijk dan andere scenario’s.
De verklaring van [naam 1] vindt verder steun in de verklaringen van de verdachte zelf alsmede in de aangifte van de moeder van [naam 1] , zodat hiermee voldaan is aan het bewijsminimum.
Periode tenlastelegging
De rechtbank overweegt dat de moeder van [naam 1] verklaart over het eerste afwijkende gedrag bij [naam 1] zo’n twee weken voor haar verjaardag in 2022. Nu de moeder op [dag] jarig is, stelt de rechtbank derhalve de aanvangsdatum vast zoals volgt uit de tenlastelegging. Met betrekking tot het einde van de periode hanteert de rechtbank eveneens de datum zoals genoemd in de tenlastelegging, namelijk 8 maart 2023. Op 8 maart 2023 heeft [naam 1] een en ander verteld aan haar moeder en sinds die datum is er geen contact meer geweest tussen [naam 1] en de verdachte.
Partiële vrijspraak likken, masseren en wrijven
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het likken van de vagina van [naam 1] en het masseren en het wrijven met zijn penis tegen de vagina nu daar in het procesdossier onvoldoende steun voor is. De verdachte zal voor die specifieke handelingen (partieel) worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht zoals blijkt uit de hierna weergegeven bewezenverklaring.
Ten aanzien van feiten 3 en 4
Toepassing juridisch kader / betrouwbaarheid [naam 2] / steunbewijs
De rechtbank acht de verklaringen van [naam 2] betrouwbaar. Daartoe overweegt zij dat [naam 2] specifiek is over wat wel en niet is gebeurd. Ook is redengevend de leeftijd van [naam 2] . Zij was ten tijde van de tenlastegelegde periode twaalf jaren oud en ten tijde van het verhoor zeventien jaren oud, hetgeen impliceert dat zij goed moet weten wat zich heeft afgespeeld. Verder bevat het procesdossier geen aanwijzingen dat [naam 2] haar oom onterecht zou willen belasten.
De verwijtbare gedragingen vinden verder steun in de verklaring van de verdachte zelf, waarin hij erkent dat hij [naam 2] bij haar benen en liesstreek onzedelijk heeft betast, en in de aangifte van de moeder van [naam 2] in Spanje.
Wel masturberen
De rechtbank is, anders dan de verdediging heeft bepleit en zoals de officier van justitie heeft gerekwireerd, van oordeel dat er sprake is geweest van masturberen in de directe nabijheid van [naam 2] . Hierover heeft [naam 2] specifiek verklaard. De rechtbank ziet geen aanwijzingen die tot een ander oordeel zouden leiden en gaat daarom uit van haar verklaring.
Partiële vrijspraak betasten vagina, maar bewezenverklaring omgeving van de vagina
De rechtbank spreekt de verdachte, anders dan door de officier van justitie gerekwireerd, vrij van het betasten van de vagina. [naam 2] verklaart hier expliciet over, namelijk dat de verdachte niet aan haar schaamlippen heeft gezeten, maar wel daar omheen. Nu de verklaring van [naam 2] als betrouwbaar wordt geacht, ziet de rechtbank geen reden om aan haar verklaring te twijfelen.
Aan zijn zorg toevertrouwd?
De rechtbank constateert dat zowel [naam 2] als de verdachte verklaren over het logeren bij de verdachte en zijn toenmalige partner in Deventer. Gelet op de leeftijd van [naam 2] ten tijde van de pleegperiode en het feit dat zij verblijft zonder haar ouders in de woning van de verdachte maakt dat het niet anders gekwalificeerd kan worden als dat [naam 2] aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd.
Periode tenlastelegging
De rechtbank volgt de officier van justitie in haar onderbouwing ten aanzien van de pleegperiode. De exacte datum van het voorval wordt weliswaar door [naam 2] onderbouwd aan de hand van een foto, maar deze bevindt zich niet in het procesdossier. Nu in de Spaanse aangifte een andere datum staat dan de datum die expliciet door [naam 2] zelf wordt genoemd kan de rechtbank enkel uitgaan van de tenlastegelegde periode, nu zij wel kan vaststellen dat de handelingen in elk geval in die periode hebben plaatsgevonden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 3 en 4 dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht terwijl het slachtoffer aan zijn zorg was toevertrouwd.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 8 maart 2023 te 's-Gravenhage meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2019, door telkens:
- de vagina van die [naam 1] te betasten; en
- met zijn hand(en) en zijn penis tussen de billen van die [naam 1] te brengen en te voelen; en
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [naam 1] te brengen;
- in de directe nabijheid van die [naam 1] zijn, verdachtes, penis vast te houden en zich af te trekken;
3
hij - als oom en oppas - in de periode van 18 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 te Deventer ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, door
- in de directe nabijheid van die [naam 2] zijn, verdachtes, penis vast te houden en zich af te trekken; en
- het been en de lies en de omgeving van de vagina van die [naam 2] te betasten;
4
hij in de periode van 18 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 te Deventer, met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- in de directe nabijheid van die [naam 2] zijn, verdachtes, penis vast te houden en zich af te trekken; en
- het been en de lies en de omgeving van de vagina van die [naam 2] te betasten.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de stoornis van de verdachte en een daardoor licht verminderde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in strafmatigende zin mee te wegen. Daarnaast verzet de verdachte zich niet tegen tbs met voorwaarden en ook niet tegen opname in een forensische kliniek. Wel verzoekt de verdediging om daarnaast niet nog een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Tot slot verzoekt de verdediging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meerdere keren betasten van zijn eigen destijds twee/driejarige dochter en aan het betasten van zijn destijds twaalfjarige nichtje, terwijl zij bij haar oom, de verdachte, bleef logeren.
Het is algemeen bekend dat dit soort feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van minderjarigen. Hoe dat voor [naam 1] is, blijkt uit de aangrijpende verklaring van haar moeder op de terechtzitting. Zij heeft verteld dat haar dochter onder behandeling van een therapeut is en dat zij grote zorgen heeft over haar toekomst. Door zijn handelen heeft de verdachte zeer ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van de slachtoffers, waarbij hij zich heeft laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftes en kennelijk geen oog heeft gehad voor de mogelijke gevolgen voor zijn slachtoffers. De verdachte heeft daarbij ernstig misbruik gemaakt van zijn positie als vader en oom en van de afhankelijke positie van zijn (zeer) jonge dochter en nichtje. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in het huis van de verdachte – een plek die voor zijn dochter en nichtje juist veilig hoort te zijn.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 1 januari 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit strafblad is dan ook niet van invloed op de op te leggen straf. De verdachte is in Colombia wél voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Gedragskundige rapporten
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte Pro-Justitia rapporten van 13 juni 2024 (hierna: rapport) en 28 november 2024 (hierna: aanvullend rapport) van het Pieter Baan Centrum, opgesteld door drs. N.P.A. van der Weegen, psycholoog, en drs. R.J.P. Rijnders, psychiater. In het rapport zijn geen (in het Nederlands vertaalde) processtukken omtrent de strafrechtelijke veroordeling van de verdachte in Colombia meegenomen. In het aanvullend rapport zijn deze stukken wel meegenomen. Uit deze stukken blijkt dat de verdachte op 25 maart 2021 bij verstek is veroordeeld tot 25 jaar gevangenisstraf wegens het op een gewelddadige manier oraal, vaginaal en anaal binnendringen van het lichaam van een vierjarig meisje op momenten dat haar moeder, met wie de verdachte gedurende enige tijd samenwoonde, niet thuis was. De feiten vonden plaats tussen eind 2008 en 2009.
In het aanvullend rapport verwijzen de psycholoog en de psychiater naar het eerdere rapport. Zij concluderen dat bij de verdachte sprake is van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type. In het aanvullende onderzoek kan niet worden onderbouwd dat een andere parafiele stoornis aanwezig is. Wel lijkt de parafiele stoornis van de verdachte in het aanvullende onderzoek pregnanter naar voren te komen. De psycholoog en psychiater schatten de ernst en omvang van de parafiele stoornis groter in dan in het eerdere rapport en zien reden de huidige ten laste gelegde feiten in lichtverminderde tot verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt matig verhoogd ingeschat. Door hun inschatting dat de stoornis van de verdachte pregnanter aanwezig is dan in het eerdere rapport werd aangenomen en omdat de verdachte minder geneigd blijkt daadwerkelijk verantwoordelijkheid te nemen voor zijn pedoseksuele gedragingen, menen de psycholoog en psychiater dat het kader waarin behandeling moet plaatsvinden stringenter moet zijn. Zij adviseren de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. Tbs met dwangverpleging is niet noodzakelijk, omdat de verdachte bereid is en in staat lijkt te zijn zich aan voorwaarden te houden. Een klinische start van de behandeling is niet per se noodzakelijk, omdat een start met een poliklinische behandeling in een forensische instelling goed mogelijk lijkt. Zij adviseren tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel op te leggen, zodat de verdachte na de tbs met voorwaarden gedurende ettelijke jaren kan blijven gemonitord.
De reclassering heeft op 4 september 2024 een maatregelenrapport opgesteld. Daarvan heeft de rechtbank eveneens kennisgenomen. In dit advies heeft de reclassering verwezen naar de adviezen van de psycholoog en de psychiater. De reclassering ziet een hoge mate van risico’s, impulsiviteit en dwangmatig handelen bij de verdachte naar minderjarige meisjes. Dit maakt dat de reclassering het risico op herhaling zodanig hoog acht dat zij adviseert dat de verdachte in een stringent kader moet worden begeleid en gemonitord. Ook het risico op letsel bij minderjarige meisjes wordt ingeschat als hoog gelet op de stoornis van de verdachte. Het risico op onttrekken aan voorwaarden schat de reclassering in als gemiddeld. De verdachte stelt zich coöperatief op, maar gelet op zijn stoornis is het de vraag in welke mate hij het reclasseringstoezicht volhoudt. Daarnaast blijkt uit de stukken dat er sprake is van een normale intelligentie en de verdachte zich bewust is van zijn pedofiele identiteit. Dit maakt dat de verdachte wellicht bewust de handelingen heeft gepleegd. De reclassering is van mening dat een start in een klinische setting met aansluitend een ambulante behandeling binnen een forensische polikliniek zou moeten worden ingezet. Binnen een klinische setting zal een mogelijke onderliggende persoonlijkheidsstoornis onderzocht kunnen worden. Uit dossieronderzoek komt naar voren dat de verdachte een gebrekkige controle over zijn gedachten ervaart. Gelet op dit alles adviseert de reclassering positief ten aanzien van tbs met voorwaarden. De hierbij door de reclassering gestelde voorwaarden zijn als volgt:
  • de verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • de verdachte moet meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • de verdachte laat zich opnemen in een forensische (kliniek) of een soortgelijke instelling;
  • de verdachte moet meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling;
  • de verdachte laat zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener;
  • een contactverbod met de twee slachtoffers;
  • de verdachte moet contact met minderjarigen op iedere wijze vermijden en indien contact onvermijdelijk is moet de verdachte ervoor zorgen dat een volwassen persoon hierbij aanwezig is;
  • de verdachte moet meewerken aan controle van digitale gegevensdragers;
  • de verdachte moet zich inzetten voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
  • de verdachte moet de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding verschaffen en toestemming verlenen om relevante referenten te raadplegen;
  • de verdachte mag niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering.
Daarnaast adviseert de reclassering, ingeval de rechtbank voorwaarden aan de verdachte oplegt, de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen van die voorwaarden en het daarop te houden toezicht. Verder adviseert de reclassering bij een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen.
Op te leggen maatregel
De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens het opsporingsonderzoek heeft de verdachte verklaard over zijn in zijn ogen immorele gevoelens bij de aanraking van kinderen en daarbij enige inzage gegeven in zijn beleefwereld. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting ook spijt betuigd dat hij geen professionele hulp heeft gezocht en aangegeven dat hij mee wil werken aan tbs met voorwaarden ook als dat inhoudt een klinische start van zijn behandeling. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen eist, dat aan de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden wordt opgelegd. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de door de verdachte begane misdrijven, misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank zal de adviezen van de psycholoog, psychiater en de reclassering dan ook volgen en de maatregel tot tbs met voorwaarden opleggen, waarbij de voorwaarden zullen worden ingevuld zoals de reclassering heeft geadviseerd in het maatregelenrapport en dus met een klinische start van de behandeling van de verdachte. Een dergelijke behandeling biedt een stevigere en strikter kader dan alleen een ambulante behandeling. De rechtbank oordeelt dit als noodzakelijk gelet op de ernst van de feiten, de problematiek van de verdachte en de bescherming van de maatschappij.
Op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank daarnaast van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank zal daarom de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank legt daarmee een straf op die lager ligt dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring van het eerste tenlastegelegde feit komt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van deze strafmodaliteit en strafmaat in het bijzonder de aard en de ernst van het bewezenverklaarde meegewogen, alsmede straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ten slotte heeft de rechtbank bij het opleggen van deze straf ook rekening gehouden met het feit dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen het derde tenlastegelegde feit enerzijds en het vierde feit anderzijds.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn, namelijk met één maand. Nu de overschrijding dusdanig gering is volstaat de rechtbank met de enkele constatering daarvan zonder dat dit rechtsgevolgen behoeft.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zedenmisdrijven, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, in dit geval twee minderjarige slachtoffers. Gelet op de aard van de gepleegde misdrijven en relatie van de verdachte tot de slachtoffers, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat de verdachte wederom een ernstig misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien zijn situatie niet is ingekaderd met de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Maatregel artikel 38z Sr
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr is voldaan. De verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven als omschreven in de artikelen 247 en 249 (oud) Sr. Aan de verdachte wordt ter zake van deze strafbare feiten bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft daarbij het advies van de reclassering betrokken. Het bewezenverklaarde onder 3.7 zijn ernstige zedendelicten. Met deze maatregel wordt het mogelijk om de verdachte in aansluiting op de gevangenisstraf en de tbs met voorwaarden onder toezicht te stellen, indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. De rechtbank zal daarom de maatregel ambtshalve opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Benadeelde partij [naam 1] (feit 2)
7.1.1
De vordering
[naam 3] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger namens [naam 1] gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,= aan materiële schade en € 10.000,= aan immateriële schade.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering deels toewijsbaar is tot een bedrag van € 10.000,=, zijnde de gevorderde immateriële schade. De immateriële schade is voldoende onderbouwd. Met betrekking tot de materiële schade is de officier van justitie van mening dat deze, nu het toekomstige schade betreft, de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging volgt het standpunt van de officier van justitie.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Materieel
De rechtbank oordeelt dat voor wat betreft de (toekomstige) materiële kosten de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze kosten nog niet vaststaan en niet vaststaat dat deze kosten moeten worden gemaakt. Deze kosten kunnen op een later moment door de burgerlijke rechter worden beoordeeld.
Immaterieel
In dit geval is de grondslag voor toekenning van immateriële schadevergoeding een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige dochter. Hij heeft, zoals reeds is toegelicht, de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in zeer ernstige mate geschonden. De aard van de normschending en de door de benadeelde partij voldoende onderbouwde gevolgen zijn van dien aard dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Er is dus een grond voor toewijzing van immateriële schadevergoeding. De rechtbank constateert dat er geen verweer is gevoerd ten aanzien van de hoogte van de gevorderde immateriële schade en zal daarom dit bedrag toewijzen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 10.000,=, bestaande uit immateriële schade.
Rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 juli 2022 , namelijk in het midden van de bewezenverklaarde periode. Er zijn namelijk geen omstandigheden gebleken die erop duiden dat de schade anders dan geleidelijk is opgelopen.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de
proceskosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering
heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de
verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van
deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en
hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan
haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen
om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente
daarover vanaf 15 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] . De rechtbank bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 85 dagen.
De rechtbank bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan
de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat
gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de
betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
7.2
Benadeelde partij [naam 3] (feit 2)
7.2.1
De vordering
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een schadevergoeding gevorderd van € 13.329,53, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 10.740,13 materiële schade, waarvan reeds € 2.410,60 werd vergoed door de ziektekostenverzekeraar, en € 5.000,= aan immateriële schade.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij [naam 3] moet worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde toekomstige medische kosten. Deze kosten dienen, bij gebrek aan concreetheid op dit moment, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging volgt het standpunt van de officier van justitie.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman van de benadeelde partij [naam 3] heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de moeder van [naam 1] slachtoffer is geworden van het onder 2 tenlastegelegde feit. De raadsman verwijst naar artikel 6:106, sub b, BW. Er is volgens de raadsman sprake van aantasting van haar persoon ‘op andere wijze’ en haar schade moet worden vergoed.
De rechtbank oordeelt dat [naam 3] geen rechtstreekse schade heeft geleden in de zin van artikel 51f lid 1 Sv. Zij is immers als moeder aan te merken als derde/naaste van dochter [naam 1] .
In artikel 51f, lid 2 Sv is bepaald dat indien bij degene die rechtsreeks schade heeft opgelopen door het strafbare feit, sprake is van letsel, ook de personen zoals genoemd in artikel 6:107, eerste lid, onder a en b, van het Burgerlijk Wetboek, zich als benadeelde kunnen stellen, voor zover het ziet op de daar bedoelde vorderingen.
De wetgever heeft voor deze specifieke situatie aldus artikel 6:107 BW voor ogen gehad. In die bepaling staat, kort gezegd, dat in dit geval alleen verplaatste schade en affectieschade van de ouder voor vergoeding in aanmerking komen. Van ‘verplaatste schade’ is sprake, als derden kosten hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, als het slachtoffer deze kosten zelf had gemaakt. Affectieschade betreft immateriële schade die bestaat uit verdriet en pijn bij een naaste van het slachtoffer dat ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. De ernstige en blijvende aard van het letsel moeten worden aangetoond.
[naam 3] vordert de door haar rechtstreeks geleden schade inzake, kort gesteld, de betaalde kosten voor het eigen risico, voor een behandeling bij een psycholoog en voor reiskosten. Nu deze kosten niet kunnen worden gezien als ‘verplaatste schade’ en evenmin kunnen worden gezien als affectieschade ontbreekt een juridische grondslag voor toewijzing. [naam 3] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit deel van de vordering.
Voor de gevorderde immateriële schade geldt dat er geen gegevens zijn overgelegd waaruit blijkt dat [naam 1]
blijvendletsel aan het tenlastegelegde feit heeft overgehouden. Het bieden van gelegenheid tot het alsnog aanleveren van een nadere onderbouwing zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Ook dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek tot schadevergoeding en beslist dat de benadeelde partij de vordering aanhangig kan maken bij de civiele rechter.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 55, 57, 63, 247 (oud) en 249 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de feiten 3 en 4:
de eendaadse samenloop van
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
ter beschikkingstellingvan de verdachte
en stelt daarbij als voorwaarden:
1. De terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de terbeschikkinggestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de terbeschikkinggestelde vast te stellen;
- de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
- de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. De terbeschikkinggestelde laat zich opnemen, nadat dit door de rechter is bevolen, in een Forensische kliniek of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De opname duurt zo lang de reclassering in overleg met de behandelaar dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg en begeleid wonen nodig vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan een FPT en time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per kalender jaar;
5. De terbeschikkinggestelde zal zich laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. De terbeschikkinggestelde wordt verboden op iedere wijze contact op te (laten) nemen met de slachtoffers:
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2019;
- [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005;
7. De terbeschikkinggestelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de terbeschikkinggestelde ervoor dat er een volwassen persoon hierbij aanwezig zal zijn;
8. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De terbeschikkinggestelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De terbeschikkinggestelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de terbeschikkinggestelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de terbeschikkinggestelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft op het overtreden van de bijzondere voorwaarde;
9. De terbeschikkinggestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
10. De terbeschikkinggestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk. De terbeschikkinggestelde geeft openheid op alle leefgebieden;
11. De terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de terbeschikkinggestelde daarin te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr – uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt aan de verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
vordering benadeelde partij [naam 1] (feit 2)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk
toe tot een bedrag van € 10.000 bestaande uit immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2022 tot de dag waarop deze vordering volledig is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij,
begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt
moeten worden;
vordering benadeelde partij [naam 3] (feit 2)
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoedingsmaatregel (feit 2)
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag
van € 10.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald,
gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 85 dagen; de toepassing van gijzeling heft
de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde
partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of
gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W de Wit, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2024.