ECLI:NL:RBDHA:2024:20996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/09/673419 / JE RK 24-1780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van echtscheidingsproblematiek van de ouders

Op 14 november 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, in het kader van de echtscheidingsproblematiek van zijn ouders. De ouders, die sinds 26 juli 2013 gescheiden zijn, zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die bij zijn vader woont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders door hun conflicten niet in staat zijn om de minderjarige in zijn behoeftes te voorzien, wat leidt tot een zorgelijke situatie voor het kind. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige voortkomt uit de complexe echtscheidingsproblematiek. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om samen te werken en heeft narratieve mediation voorgesteld om hen te helpen een gemeenschappelijk verhaal te creëren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 25 november 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De ouders zijn aangespoord om zich in te zetten voor de verbetering van de situatie van hun kind.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/673419 / JE RK 24-1780
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 oktober 2024;
  • het e-mailbericht van de vader, ontvangen op 10 november 2024;
- de brief van de gecertificeerde instelling met bijlagen, ontvangen op 11 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover de dag voor de zitting een gesprek gevoerd met een collega-kinderrechter. De achtergrond hiervan is als volgt. Wegens onvoorziene omstandigheden is de zitting overgenomen door een andere kinderrechter dan de oorspronkelijke. Om roostertechnische redenen was het onmogelijk het kindgesprek een dag eerder met dezelfde – vervangende – kinderrechter te laten plaatsvinden. Daarom heeft een collega-kinderrechter met [minderjarige] gesproken. Zij heeft de behandelende kinderrechter op de hoogte gebracht van de inhoud van dat gesprek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter vervolgens, met goedvinden van [minderjarige] , samengevat wat hij heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is op 26 juli 2013 door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 november 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 25 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] komt voort uit de complexe echtscheidingsproblematiek van de ouders die al jaren duurt. Hierdoor bevindt [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict tussen zijn ouders, waardoor hij op andere leefgebieden stagneert in zijn ontwikkeling. Zo komt hij niet aan leren toe en is hij daardoor uitgevallen op school. [minderjarige] is gediagnosticeerd met een taalontwikkelingsstoornis, ASS en ADHD, waardoor hij minder goed kan omgaan met de veranderingen en het verschil in regels en structuur bij de vader en de moeder. [minderjarige] laat zelfbepalend gedrag zien wat zich kenmerkt door verbaal geweld, zowel in de thuissituatie als op school. [minderjarige] vindt het lastig wanneer hij wordt aangesproken op negatief gedrag. Naast deze zorgen zijn er ook zorgen over de trauma en hechting van [minderjarige] . Door zijn problematiek heeft [minderjarige] een sterke behoefte aan een bovengemiddelde opvoeding met regie, controle, voorspelbaarheid en duidelijkheid. Dit komt echter niet tot stand. De afgelopen jaren is er gewerkt aan het doorbreken van de gezinspatronen door middel van intensieve hulpverlening. Echter is deze onvoldoende effectief gebleken om het patroon binnen het gezin te doorbreken. De ouders hebben namelijk over de visie van de opvoeding, over het maken van afspraken en het contact met elkaar met regelmaat conflicten die steeds verder verharden. Dit zorg voor veel spanning bij [minderjarige] . Ondanks dat de vader en de moeder erg betrokken zijn bij [minderjarige] en het beste met hem voor hebben, lukt het hen niet om [minderjarige] datgene te bieden wat hij nodig heeft. Hierdoor lijkt er bij de ouders niet direct sprake te zijn van onwil maar vooral van onmacht. Er is daarnaast gewerkt aan het opbouwen van de omgang tussen de moeder en [minderjarige] . Het is echter onvoldoende gelukt om dit op een structurele manier doorgang te laten vinden, doordat er een patroon is ontstaan waarbij de omgang een aantal keer plaatsvindt en vervolgens weer wordt gepauzeerd of gestopt door de moeder. De moeder heeft in meerdere gesprekken aangegeven moeite te hebben met het gedrag van [minderjarige] en daardoor geen opvoedsituatie voor hem te kunnen bieden. Momenteel vindt de omgang plaats op initiatief van [minderjarige] . [minderjarige] heeft al veel verschillende vormen van hulpverlening gekend. Doordat het moeilijk is om een behandelrelatie met [minderjarige] op te bouwen verwacht de gecertificeerde instelling dat het lang gaat duren om therapie in te zetten.
3.3.
De gecertificeerde instelling acht een ondertoezichtstelling nodig zodat het komende jaar ingezet kan worden op narratieve mediation voor de ouders, zodat zij weer tot elkaar kunnen komen en de hulpverlening niet stagneert of vastloopt. Daarnaast is individuele hulp voor [minderjarige] ook noodzakelijk door een coach in te zetten die hem kan begeleiden naar vaktherapie, waar hij kan leren omgaan met zijn emoties en andere, meer passende, coping strategieën kan aanleren.

4.De standpunten

4.1.
Door de vader wordt het volgende naar voren gebracht. De vader geeft aan dat hij achter de inzet van hulp staat, maar volgens hem is er de afgelopen jaren te veel gefocust op het tot stand brengen van een goede samenwerking tussen hem en de moeder, waardoor de ingezette hulpverlening nauwelijks effectief is gebleken. De vader meent dat, in plaats van een streven naar een samenwerking tussen de ouders, het effectiever zou zijn om het gezag van de moeder te beëindigen zodat de hulpverlening effectief kan worden ingezet en [minderjarige] van alle stress af zal zijn. De vader geeft aan dat hij zich heel graag wil inzetten om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren en een goede basis voor hem wil creëren, maar niet weet hoe hij dit moet aanpakken. Desgevraagd begrijpt de vader ook wel dat een wijziging van het gezag het voor [minderjarige] niet anders maakt: hij heeft twee ouders die niet met elkaar kunnen communiceren en het zou voor hem beter zijn als dat anders was. De vader voelt zich er machteloos onder dat het niet is gelukt de situatie voor [minderjarige] te verbeteren.
4.2.
Door de moeder wordt geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. Zij maakt zich veel zorgen over [minderjarige] , die het door zijn extra uitdagingen toch al moeilijk heeft. De moeder brengt naar voren dat zij zich wil gaan inzetten om alsnog een goede basis voor [minderjarige] te creëren. Zij weet dat zij dit met de vader zal moeten doen, omdat zij samen de ouders zijn van [minderjarige] . Ten aanzien van de omgang met [minderjarige] geeft de moeder aan dat het wegens praktische bezwaren onmogelijk is om omgang met [minderjarige] te hebben op vaste momenten. Daarbij geeft zij aan dat [minderjarige] wel welkom is bij haar, maar er zullen op voorhand vaste afspraken gemaakt moeten worden waar [minderjarige] zich aan zal moeten houden. Het kan niet zo zijn dat hij zich bij haar niet aan afspraken houdt, omdat hij dat bij de vader niet hoeft te doen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat [minderjarige] zich in een zorgelijke situatie bevindt. Door de combinatie van de echtscheidingsproblematiek van de ouders waardoor [minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit, de persoonlijke problematiek van [minderjarige] en de lange hulpverleningsgeschiedenis waarbij niet het gewenste resultaat is behaald, wordt [minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. Doordat de problemen van de ouders op de voorgrond liggen en zij hierdoor niet op een lijn kunnen komen, lukt het hen niet om bij [minderjarige] aan te sluiten en hem in zijn behoeftes te voorzien. [minderjarige] heeft structuur, voorspelbaarheid en duidelijkheid nodig. De ouders moeten hem dit alles gaan bieden. De ouders en de kinderrechter hebben op de zitting een heel open gesprek gevoerd. Voor [minderjarige] is het geen oplossing als één van beide ouders buitenspel komt te staan. Hij heeft hen allebei nodig, en in zijn geval – omdat er toch al genoeg uitdagingen zijn – is dat nog eens extra van belang. Het voorstel van de gecertificeerde instelling om voor de ouders narratieve mediation in te zetten, kan een uitkomst bieden. De ouders kunnen daarmee op één lijn komen door middel van het creëren van een gemeenschappelijk verhaal waarin zij zich beiden herkennen en waarmee aan [minderjarige] een ouderlijke basis meegegeven kan worden die hem rust, eenheid en houvast biedt, in plaats van dat die basis bol staat van de strijd. Om hulpverlening effectief in te zetten bij [minderjarige] , is nodig dat er een fundament is waarop die hulpverlening kan voortbouwen. Dat lukt niet als er voortdurend strijd is. Het is voor [minderjarige] noodzakelijk dat zijn ouders tot een verstandhouding komen die maakt dat zijn innerlijk leven niet voortdurend moet acteren op conflict. Het is logisch dat het op die manier niet beter wordt.
5.3.
De kinderrechter ziet een zeer betrokken vader en een zeer betrokken moeder die beiden het beste willen voor [minderjarige] . Beide ouders hebben er alleen maar bij te winnen als het conflict tot stilstand komt. Het zal hen veel energie opleveren als de strijd ophoudt. Op die manier maken zij voor elkaar en voor zichzelf de weg vrij om [minderjarige] op liefhebbende wijze te begeleiden naar volwassenheid, met alle moeilijkheden waar hij toch al tegenaan loopt. De kinderrechter benadrukt dat beide ouders de komende maanden iedere gelegenheid moeten aangrijpen om de situatie te verbeteren voor [minderjarige] . Ter zitting hebben beide ouders aangegeven zich volledig te gaan inzetten om de situatie te verbeteren. De opstelling van beide ouders ter zitting getuigt van inzet, inzicht en mogelijkheid. De kinderrechter spreekt daarom het vertrouwen uit dat de ouders een goede basis voor [minderjarige] kunnen creëren en op termijn weer zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding op zich kunnen nemen.
5.4.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Een termijn van een jaar is passend zodat er gekeken kan worden hoe de inzet van narratieve mediation tussen de ouders verloopt. Daarnaast is het van belang dat er een coach zal worden ingezet die naast [minderjarige] komt de staan en die hem kan begeleiden naar vaktherapie, waar hij de nodige behandeling zal krijgen. Tot slot is het van belang dat er ook wordt gekeken hoe er vorm gegeven kan worden aan een dagbesteding voor [minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 25 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Veiga als griffier, en op schrift gesteld op 28 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.