ECLI:NL:RBDHA:2024:21007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing ingangsdatum verblijfsvergunning van Afghaanse asielzoeker
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Afghaanse asielzoeker beoordeeld, die verzoekt om aanpassing van de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank heeft op 1 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De eiser, geboren in 1999, heeft een verblijfsvergunning die geldig is van 15 december 2021 tot 15 december 2026. De rechtbank concludeert dat de verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning op de juiste wijze heeft vastgesteld. De eiser had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zijn identiteit en problemen met de Taliban ongeloofwaardig werden geacht. De herhaalde asielaanvraag, ingediend op 15 december 2021, werd wel ingewilligd, maar de rechtbank oordeelt dat de ingangsdatum gelijk blijft aan de datum van deze aanvraag.
De rechtbank legt uit dat de identiteit van de eiser ongeloofwaardig is bevonden, zowel bij de herhaalde asielaanvraag als bij de bestuurlijke heroverweging. De rechtbank wijst erop dat de afvalligheid van de eiser pas in de herhaalde aanvraag naar voren is gekomen en dat dit niet als nieuw relevant element kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning terecht op 15 december 2021 heeft vastgesteld en dat het beroep ongegrond is. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, in aanwezigheid van mr. J.W. Robijn, griffier.