ECLI:NL:RBDHA:2024:21020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.44845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag met betrekking tot biseksuele gerichtheid en referentiekader

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 9 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 7 november 2024 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank had eerder, op 2 juli 2024, een beroep van eiser gegrond verklaard, omdat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn referentiekader. De minister van Asiel en Migratie werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar het nieuwe besluit leidde opnieuw tot afwijzing.

Tijdens de zitting op 6 december 2024, waar de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden, werd de afwijzing van de asielaanvraag opnieuw beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister een zorgvuldig referentiekader heeft geschetst en dat dit referentiekader ook is betrokken bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de relevante elementen van eisers identiteit, nationaliteit en biseksuele gerichtheid.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44845

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: J.H.A. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 9 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 7 november 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure voor de tweede keer afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft verder bepaald dat het op 12 december 2013 aan eiser opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod nog steeds van kracht zijn.
1.1.
De rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft het eerdere beroep van eiser van 2 juli 2024 tegen de beschikking van 25 juni 2024 waarin dezelfde asielaanvraag van eiser was afgewezen, gegrond verklaard. In haar uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat er niet voldoende rekening is gehouden met het referentiekader van eiser. [1] De rechtbank heeft de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag. De minister heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De afwijzing van eisers asielaanvraag als kennelijk ongegrond
2. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechter stelt vast dat de beroepsgronden van eiser alleen zijn gericht tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag. De rechtbank zal dan ook alleen die beslissing beoordelen.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Biseksuele gerichtheid
3.1.
Eiser heeft verklaard de Somalische nationaliteit te hebben. Over zijn bevolkingsgroep heeft hij enerzijds verklaard dat hij behoort tot de Rahanweyn en heeft hij anderzijds verklaard dat hij tot de Darood behoort. Aan zijn huidige aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij van mening is dat hij inmiddels zo lang in Nederland verblijft dat hij reeds daarom recht heeft op een verblijfsvergunning asiel. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij een andere mindset heeft en daarom ook niet terug kan naar Somalië. In de daaropvolgende correcties en aanvullingen geeft hij aan dat hij nog een
asielmotief heeft, namelijk uw seksuele gerichtheid.
3.2.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Zijn biseksuele gerichtheid is niet geloofwaardig geacht. Van eiser mag verwacht worden dat hij zich inspant zijn relaas zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen, zeker nu onderhavige asielaanvraag niet zijn eerste asielaanvraag is. Eiser heeft geen helderheid verschaft over zijn biseksuele geaardheid en hij heeft geen blijk gegeven kennis te hebben van de LHBTI [2] -gemeenschap in Duitsland of Nederland. Evenmin heeft hij moeite gedaan deze kennis te verwerven, ondanks dat hij al sinds 2009 in Europa verblijft. Alles in samenhang gewogen stelt de minister dat eiser niet heeft kunnen overtuigen ten aanzien van zijn biseksuele gerichtheid en zijn verklaringen hierover worden dan ook niet geloofwaardig geacht. De minister wijst daarom de asielaanvraag af als kennelijk ongegrond.
Heeft de minister een zorgvuldig referentiekader geschetst?
4. Eiser voert aan dat de minister niet eerst zorgvuldig het referentiekader van eiser heeft geschetst en vastgesteld en vervolgens kenbaar heeft betrokken bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser.
4.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat er thans rekening wordt gehouden met het referentiekader van eiser. Het aantal jaren onderwijs dat eiser heeft gevolgd (waarover hij wisselend heeft verklaard) is meegenomen en ook het feit dat hij in zijn zienswijze nog steeds onduidelijk is over zijn opleidingsniveau. Het referentiekader is opgesteld naar aanleiding van eisers eigen (tegenstrijdige) verklaringen, aldus de minister. De minister is van mening dat uit het voornemen nu duidelijk blijkt wat hij van eiser verwacht en mag verwachten. Hierbij is met name van belang dat eiser scholing heeft genoten, hij sinds 2009 in Europa verblijft en dat onderhavige aanvraag niet de eerste aanvraag is in Europa. Ook het gegeven dat eiser uit Somalië komt en zijn (LHBTI) achtergrond is meegewogen.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het stand punt heeft kunnen stellen dat in het (nieuwe) voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, een duidelijk referentiekader is geschetst. De rechtbank stelt vast dat op pagina 4 van het voornemen een aparte paragraaf is gewijd aan het referentiekader waarbij de minister ingaat op relevante zaken als afkomst, genoten onderwijs, leeftijd, medische situatie en het aantal jaren dat eiser al in Europa verblijft. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister het referentiekader betrokken en toegepast bij het beoordelen van het asiel relaas van eiser?
5. Eiser voert verder aan dat de bestreden beschikking, behoudens de paragraaf over het referentiekader, niet afwijkt van een eerdere beslissing op de asielaanvraag van eiser, waartegen het beroep gegrond is verklaard. De vertaling van het referentiekader naar de beoordeling van de asielmotieven mist.
5.1.
De minister stelt zich op het stand punt dat uit het voornemen blijkt dat het referentiekader, voor zover deze kon worden vastgesteld, zichtbaar is meegenomen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Hij stelt dat hij duidelijk heeft gemotiveerd waarom over de tegengeworpen onderwerpen, juist dankzij het referentiekader, verwacht mag worden dat eiser meer inzicht zou verschaffen. De minister heeft bijvoorbeeld in paragraaf 2.1.2., 2.1.3. en 2.1.5. van het voornemen aangegeven dat van eiser, gelet op zijn referentiekader waarbij is vastgesteld dat hij in ieder geval enige opleiding heeft genoten, verwacht mag worden dat hij eenduidiger had kunnen verklaren over zijn biseksuele gerichtheid. Het feit dat eiser al sinds 2009 in Europa verblijft en meerdere gehoren heeft gehad is gemotiveerd meegenomen in de paragrafen 2.1.1., 2.1.3, 2.1.4. De verklaringen van eiser vormen kort gezegd geen samenhangend en aannemelijk geheel.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij het referentiekader heeft betrokken bij de beoordeling van de asielmotieven. De rechtbank stelt vast dat de minister in de geloofwaardigheidsbeoordeling per onderdeel is ingegaan op het referentiekader. Daarin is vastgesteld dat eiser in ieder geval enige opleiding heeft genoten en waarbij is vastgesteld dat hij al sinds 2009 in Europa verblijft en verschillende asielprocedures heeft doorlopen. Ook is hierin de afkomst, leeftijd en medische advies van eiser opgenomen. De rechtbank oordeelt dat de minister het referentiekader kenbaar heeft betrokken en toegepast bij zijn beoordeling. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 15 september 2024 (NL24.26946), ECLI:NL:RBDHA:2024:14681.
2.Lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender en intersekse.