ECLI:NL:RBDHA:2024:21029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.43476 en NL24.43477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel van de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak hebben eisers, die de Syrische nationaliteit hebben, beroep ingesteld tegen vrijheidsbeperkende maatregelen die door de minister van Asiel en Migratie zijn opgelegd. De rechtbank heeft op 13 december 2024 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. De vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgelegd op 9 oktober 2024, omdat eisers geen rechtmatig verblijf hebben en onvoldoende meewerken aan hun terugkeer naar Cyprus. De rechtbank oordeelt dat de maatregelen proportioneel en evenredig zijn, en dat de minister een kenbare belangenafweging heeft gemaakt. Eisers hebben geen recht op opvang, omdat hun recht op opvang op 13 september 2024 is beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister bevoegd was om de maatregelen op te leggen, ondanks een gebrek in de ondertekening. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.43477 en NL24.43476

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] en [naam 2], eisers,

V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2],
mede namens hun minderjarige kind,
(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

2. Bij besluiten van 9 oktober 2024 (de vrijheidsbeperkende maatregelen) heeft de minister aan eisers een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.1.
Eisers hebben tegen de vrijheidsbeperkende maatregelen beroep ingesteld. De rechtbank merkt dit beroep ook aan als een verzoek om schadevergoeding.
2.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2024 op zitting behandeld. Eisers hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door mr. H. Postma als waarnemer van hun gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

3. Eisers stellen de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2].
4. Op grond van artikel 56, eerste lid van de Vw kan door de minister overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, als het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid dat vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
geen rechtmatig verblijf heeft;
rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d en e.
4.1.
Zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook de gelegenheid bestaat, blijft toepassing van artikel 56, eerste lid van de Vw achterwege of wordt de toepassing beëindigd. [1]
4.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan bestaan uit:
  • een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
  • een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
4.3.
Anders dan bij oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vw, zal een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zijn als deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces. [3]
4.4.
De vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw - in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54, eerste lid van de Vw - wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf. [4] De bestreden besluiten
5. De minister heeft eisers verplicht om met ingang van 9 oktober 2024 te verblijven in de gemeente Katwijk, alwaar zij zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Katwijk dienen op te houden. De minister heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikken eisers niet over een vaste woon- of verblijfplaats en ook niet over voldoende middelen van bestaan. Daarnaast kan hen met behulp van deze vrijheidsbeperkende maatregel toch onderdak worden geboden, omdat hun recht op opvang op 13 september 2024 is beëindigd met de ongegrondverklaring van hun beroep.
Is het bestreden besluit bevoegd genomen?
6. Eisers betogen dat de maatregel van vrijheidsbeperking onbevoegd is ondertekend. De maatregel is namelijk ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl sinds 2 juli 2024 de minister van Asiel en Migratie de bevoegde instantie is.
6.1.
De minister erkent dat er sprake is van een gebrek in de ondertekening. De minister heeft verzocht dit gebrek te passeren. De minister van Asiel en Migratie heeft namelijk de besluiten voor haar rekening genomen en de onbevoegde ondertekening doet niet af aan de juistheid van de besluiten.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de maatregelen van vrijheidsbeperking ten onrechte vermelden dat deze zijn genomen namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in plaats van de (sinds 2 juli 2024 bevoegde) minister van Asiel en Migratie. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 februari 2007 [5] , van oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De maatregelen van vrijheidsbeperking zijn namelijk wel ondertekend door een ambtenaar die daartoe bevoegd was. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat eisers door de onjuiste ondertekening in hun belangen zijn geschaad. De rechtbank zal gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb de minister veroordelen in de proceskosten van eiser.
Hebben eisers rechtmatig verblijf?
7. Eisers stellen dat zij rechtmatig verblijf hebben. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun artikel 64 Vw (uitstel van vertrek) aanvraag en hebben daarbij ook verzocht om een voorlopige voorziening. Eisers stellen dat er vanwege het nog lopende beroep en de lopende voorlopige voorziening op hen geen vertrekplicht rust. Het besluit is hiermee onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Daarnaast vindt gescheiden uitzetting niet plaats en is dat geen vaste gedragslijn. Hierbij beroept eiser zich op een uitspraak van deze rechtbank en deze zittingsplaats van 30 maart 2015. [6] In deze uitspraak oordeelde de rechtbank dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig was gezien de lopende procedure van de echtgenoot.
7.1.
De minister stelt dat eisers geen rechtmatig verblijf hebben, er een vertrekplicht voor eisers is en dat hen geen uitstel van vertrek is verleend. Het gezin heeft geen recht op opvang, dus opvang in een vrijheidsbeperkende locatie is de enige opvang die ze kunnen krijgen. De minister stelt dat het aan eisers is om te werken aan vrijwillig vertrek en dat ze zelf de terugkeer moeten regelen. Het gezin werkt onvoldoende mee en doen geen serieuze pogingen om iets te bewerkstelligen bij de ambassade van Cyprus.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht aan de vrijheidsbeperkende maatregel ten grondslag heeft gelegd dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. In het besluit van 17 oktober 2022 is eisers bevolen zich onmiddellijk naar Cyprus te begeven. Op 13 januari 2023 heeft de minister de aanvraag in de artikel 64 Vw-procedure afgewezen en hebben eisers verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank overweegt dat, ondanks dat de minister heeft aangegeven geen uitzettingshandelingen te gaan verrichten, dit niet maakt dat er sprake is van rechtmatig verblijf. Rechtmatig verblijf ontstaat namelijk pas wanneer het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. [7] De rechtbank volgt eisers dan ook niet in het standpunt dat het niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet op goede gronden aan hen kan worden tegengeworpen in het kader van de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Omdat eisers geen rechtmatig verblijf hebben en zij zich niet onmiddellijk naar Cyprus hebben begeven, rust op hen de rechtsplicht om Nederland te verlaten en mee te werken aan hun vertrek.
Meewerken aan zelfstandige terugkeer
8. De rechtbank is verder van oordeel dat eisers onvoldoende meewerken aan zelfstandige terugkeer. In het vertrekgesprek van 10 oktober 2023 hebben eisers aangegeven dat zij liever niet terug willen naar Cyprus, omdat zij daar problemen hebben ondervonden. Eisers hebben ook geen concrete acties ondernomen om zelfstandig terug te keren. De door eisers overgelegde e-mail naar de ambassade maakt dit oordeel niet anders. Uit de e-mail volgt alleen dat zij informatie hebben gegeven over hun asielaanvraag in Nederland en herhalen eisers dat zij niet terug willen naar Cyprus. De brief die de advocaat van eisers naar de Cypriotische ambassade heeft gestuurd maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders. De brief geeft geen blijk van concrete acties aan de zijde van eisers om zelfstandig terug te keren. De rechtbank is van oordeel dat eisers geen rechtmatig verblijf hebben, dat op hen de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten en in het verlengde daarvan geen recht op opvang bestaat.
8.1.
Het beroep van eisers op het arrest Changu [8] slaagt niet, omdat niet voldoende concreet is gemaakt dat dit arrest van toepassing is op eisers. Daarbij betrekt de rechtbank dat aan eisers geen terugkeerbesluit is opgelegd, omdat zij een verblijfsvergunning in Cyprus hebben. Daarnaast hebben eisers, zoals hiervoor overwogen, onvoldoende concrete acties ondernomen om zelfstandig terug te keren. Verder wijst de rechtbank erop dat eisers door middel van de artikel 56 Vw-maatregel nu opvang hebben.
Zijn de opgelegde maatregelen proportioneel en evenredig?
9. Eisers betogen dat de maatregel disproportioneel en onevenredig is. De maatregelen zijn daarmee in strijd met artikel 7 van het Grondrechtenhandvest en artikel 2, vierde Protocol bij het EVRM. [9] Eisers stellen dat zij medewerking verlenen aan overdracht naar Cyprus, maar dat zij nog niet naar Cyprus zijn vertrokken omdat de autoriteiten van Cyprus niet meewerken. De maatregel is disproportioneel en treft geen doel.
9.1.
De minister stelt dat eisers geen recht hebben op opvang en dat met oplegging van deze vrijheidsbeperkende maatregel eisers opvang kan worden geboden. Onderdeel van de vrijheidsbeperkende maatregel is volgens de minister het werken aan vrijwillig vertrek. Eisers geven meermaals aan dat ze liever niet terug willen naar Cyprus. De minister stelt zich ook op het standpunt dat maandelijks wordt gerappelleerd bij de Cypriotische autoriteiten.
9.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregelen proportioneel en evenredig zijn. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat maandelijks wordt gerappelleerd bij de Cypriotische autoriteiten. De rechtbank stelt verder vast dat eisers terug moeten naar Cyprus en dat - zoals hiervoor onder 7. overwogen - eisers onvoldoende werken aan vrijwillige terugkeer. Daarnaast slaagt de verwijzing van eisers naar de uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 2 augustus 2024 [10] niet omdat het geen gelijke gevallen zijn. De rechtbank acht in dit kader ook relevant dat eisers niet concreet hebben gemaakt waar zij opvang zullen krijgen wanneer zij de vrijheidsbeperkende locatie verlaten. Eisers hebben geen recht op opvang van het COa en dus kunnen zij niet terecht in de reguliere opvang. Verder overweegt de rechtbank dat de minister in het besluit een kenbare belangenafweging heeft gemaakt, dat eisers geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en dat eisers ook niet over voldoende middelen van bestaan beschikken.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond.
10. Gelet op het geconstateerde gebrek onder overweging 5.2. is er aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 56, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Dit volgt uit artikel 5.1. van het Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Dit volgt uit paragraaf A5/1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Dit volgt uit paragraaf A5/5 van de Vc.
6.AWB 15/5233 en AWB15/5638.
7.Paragraaf A3/7.5 van de Vc.
8.Arrest van het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie, 12 september 2024 (ECLI:EU:C:2024:748).
9.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.NL24.26448.