ECLI:NL:RBDHA:2024:2103
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel hanteert, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft aangevoerd dat er structurele tekortkomingen zijn in de Duitse opvangvoorzieningen, onderbouwd met het AIDA-rapport Update 2022. De rechtbank stelt echter vast dat eiser zelf niet in de Duitse opvangvoorzieningen heeft verbleven en dat zijn argumenten niet voldoende zijn om aan te tonen dat Duitsland niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het claimverzoek op juiste gronden heeft gebaseerd en dat er geen bewijs is dat de opvang in Duitsland zo slecht is dat dit een schending van mensenrechten zou opleveren. Eiser heeft zijn beroepsgrond dat de staatssecretaris zijn aanvraag ingevolge artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moet nemen, ingetrokken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.