ECLI:NL:RBDHA:2024:21030
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, aangeduid als verzoeker. De zaak betreft een afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Minister van Asiel en Migratie, die op 1 november 2024 het besluit heeft genomen dat de aanvraag kennelijk ongegrond is. Daarnaast heeft de minister een terugkeerbesluit uitgevaardigd met een onmiddellijke vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd aan de verzoeker. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 6 december 2024, maar verzoeker is niet verschenen, terwijl de minister zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde heeft verklaard geen contact meer te hebben met hem. Hierdoor is aangenomen dat verzoeker geen prijs meer stelt op de beoordeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard, met de overweging dat verzoeker geen belang meer heeft bij de beoordeling. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van griffier mr. J. Dijkstra, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.