ECLI:NL:RBDHA:2024:21040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.34106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele gerichtheid en problemen met mensensmokkelaar

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser, geboren in 1990, heeft op 20 januari 2022 een nieuwe aanvraag ingediend na een eerdere afwijzing in 2021. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 27 augustus 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde problemen met een mensensmokkelaar en de homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn eerdere asielaanvraag geen melding heeft gemaakt van zijn homoseksuele gerichtheid, wat door de minister als een gebrek aan geloofwaardigheid werd gezien. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft met een reisagent in Nigeria, die hem zou bedreigen, en dat hij homoseksueel is, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen inconsistent en oppervlakkig zijn. De minister heeft in zijn besluit uitvoerig gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte, onder andere omdat eiser geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn claims.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de geloofwaardigheid van zijn verklaringen zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34106

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 20 januari 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft in Nederland eerder een asielaanvraag ingediend op 3 november 2020. Eiser heeft destijds verklaard dat aanleiding voor die aanvraag was dat hij problemen heeft met de Ogboni-gemeenschap naar aanleiding van het overlijden van zijn vader. Deze asielaanvraag is op 3 september 2021 afgewezen als ongegrond, omdat de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn geacht. Dit besluit is in beroep en hoger beroep in stand gebleven, en daarmee onherroepelijk.
5. Eiser legt aan zijn opvolgende asielaanvraag ten grondslag dat hij vanwege problemen in Nigeria een reisagent heeft ingeschakeld en dat hij deze reisagent nog geld schuldig is. Vanwege deze schuld heeft de reisagent gedreigd dat hij eiser zal vermoorden als hij terugkeert naar Nigeria. Tevens heeft hij verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij ook om die reden niet terug kan keren naar Nigeria.
Het bestreden besluit
6. De minister heeft de opvolgende asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat hij de gestelde problemen met de mensensmokkelaar en de gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig acht. De minister heeft daaraan – onder meer – ten grondslag gelegd dat eiser geen enkel document heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas en dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Ook heeft eiser volgens de minister geen verschoonbare reden gegeven waarom hij tijdens de eerste asielprocedure niet heeft verklaard over de problemen met de mensensmokkelaar en over zijn homoseksuele gerichtheid.
Problemen met mensensmokkelaar
7. De minister heeft in het bestreden besluit uitvoerig gemotiveerd waarom hij vindt dat de gestelde problemen met de mensensmokkelaar ongeloofwaardig zijn. Volgens de minister heeft eiser daarover wisselende en onlogische verklaringen afgelegd, en daarbij heeft eiser ook geen goede reden gegeven waarom hij tijdens de eerste procedure niets heeft verklaard over deze problemen. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. Hij heeft in zijn beroepschrift vermeld dat hij zijn stellingen omtrent de problemen met de mensensmokkelaar handhaaft, zonder daarbij te reageren op de uitgebreide weerlegging door de minister in het bestreden besluit. Dat leidt de rechtbank tot de conclusie dat de gestelde problemen met de mensensmokkelaar niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht.
Homoseksuele gerichtheid
8. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert de minister WI [1] 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is gesteld. De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser in lijn met WI 2019/17 is bevraagd en dat hij zijn oordeel over de (on)geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele gerichtheid gemotiveerd uiteen heeft gezet in het voornemen en in het bestreden besluit.
10. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser in zijn verklaringen weinig inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens die hij heeft en heeft gehad omtrent zijn geaardheid. Als voorbeeld heeft de minister genoemd dat eiser niet goed kon uitleggen welke gevoelens hij kreeg toen hij merkte dat hij op mannen viel en dat hij slechts kon verklaren dat hij bij hen wilde zijn en met hen de liefde wilde bedrijven [2] . De minister heeft er daarbij terecht op gewezen dat uit het gehoorrapport blijkt dat de hoormedewerker meermaals heeft opgemerkt dat het belangrijk is dat hij gedetailleerd verklaart over zijn gevoelens, maar dat eiser desondanks oppervlakkig is gebleven in zijn verklaringen. De minister heeft ook terecht opgemerkt dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over zijn geaardheid. Tijdens het gehoor heeft eiser meerdere keren gesproken over zijn biseksualiteit, waarbij hij ook heeft verklaard: “Ik bedoelde dat ik gevoelens heb voor mannen en voor vrouwen.”, terwijl hij anderzijds ook duidelijk heeft verklaard dat hij gevoelens heeft voor mannen en dat hij vrouwen alleen leuk vindt: “Er is een verschil tussen liefde en iemand leuk vinden. Ik houd van mannen en vrouwen vind ik alleen maar leuk.” [3] . De minister heeft in het bestreden besluit in redelijkheid kunnen overwegen dat van eiser mocht worden verwacht dat hij tijdens het gehoor eenduidig verklaart en dat aan de correctie achteraf weinig gewicht kan worden toegekend, nu eiser geen nadere uitleg heeft gegeven over het waarom van die correctie. Over de relatie met [naam 2] heeft de minister zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser daarover summier en oppervlakkig heeft verklaard, bijvoorbeeld met verklaringen als dat hij [naam 2] leuk vond door de manier waarop hij sprak, dat [naam 2] hem altijd een goed humeur bezorgde en dat [naam 2] altijd dingen deed die eiser leuk vond [4] . Eiser heeft met zijn opmerking in beroep, dat hij heeft geprobeerd om zoveel mogelijk authenticiteit aan zijn verklaringen mee te geven, de geconstateerde oppervlakkigheden niet weerlegd. Eiser heeft opgemerkt dat het voor hem niet gemakkelijk is om over zijn geaardheid te praten, aangezien hij zijn geaardheid in Nigeria heeft moeten verbergen. Dat is mogelijk, maar de minister heeft in redelijkheid overwogen dat hij meer diepgang in de verklaringen verwacht dan eiser heeft getoond, aangezien eiser 13 jaar een relatie met [naam 2] stelt te hebben gehad.
11. Eiser heeft verklaard dat hij in Nederland naar bijeenkomsten gaat van het COC en dat hij dit vanaf 2022 heeft gedaan. De minister heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor hem was om lhbti-contacten te hebben in Nederland en dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving daarbij. Eiser heeft aangevoerd dat hij wel degelijk op zijn gevoelens en gedachtes ten aanzien van lhbti-contacten in Nederland is ingegaan, namelijk dat hij blij is dat hij die bijeenkomsten heeft ontdekt en dat personen zoals hij in Nederland steun krijgen. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat eiser met deze algemene bewoordingen geen inzicht heeft gegeven in zijn gedachten en gevoelens. Het rapport van gehoor geeft er blijk van dat de hoormedewerker heeft getracht om met doorvragen een authentiek en persoonlijk verhaal van eiser te verkrijgen, maar dat eiser daarin desondanks niet is geslaagd.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele gerichtheid geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
12. De minister heeft eiser daarbij ook kunnen tegenwerpen dat hij zijn homoseksuele gerichtheid niet in de eerdere asielprocedure naar voren heeft gebracht als probleem waarom hij niet kan terugkeren naar Nigeria. Het ligt op de weg van de vreemdeling om alle elementen ter staving van zijn aanvraag zo spoedig mogelijk naar voren te brengen [5] . Eiser heeft aangevoerd dat hij aanvankelijk bang was om over zijn homoseksuele geaardheid te praten en dat hij met de tijd heeft ingezien dat hij veilig over zijn geaardheid kan vertellen. De minister heeft ter zitting echter terecht opgemerkt dat bij het nader gehoor op 30 augustus 2021 herhaaldelijk is gevraagd of eiser, naast de gestelde problemen met de Ogboni-gemeenschap, nog meer problemen heeft ondervonden. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat eiser meermaals expliciet heeft verklaard dat hij verder geen problemen heeft gehad. De minister heeft ter zitting opgemerkt dat hij dit opmerkelijk vindt en dat dit in elk geval niet heeft bijgedragen aan de geloofwaardigheid van gestelde homoseksuele gerichtheid. De rechtbank acht dat niet onredelijk.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 13 december 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie
2.Zie bijvoorbeeld rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 13.
3.Zie rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 17.
4.Zie bijvoorbeeld rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 21.
5.Artikel 31, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000.