ECLI:NL:RBDHA:2024:21067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/09/670581 / FA RK 24-5635
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor de inzet van Theraplay in het kader van gezagsuitoefening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om vervangende toestemming voor de inzet van Theraplay voor een minderjarig kind, hierna aangeduid als [minderjarige]. De verzoeker, [verzoeker], heeft het verzoek ingediend op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, waarbij zij verzocht heeft om toestemming voor een medische behandeling voor [minderjarige]. De belanghebbende, [belanghebbende], heeft aanvankelijk toestemming gegeven, maar deze later ingetrokken, wat leidde tot een geschil tussen de partijen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder verzoekschriften en F9-formulieren van beide partijen. Tijdens de zitting op 18 november 2024 is de zaak behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gezamenlijk gezag over [minderjarige] is en dat de ouders in het ouderschapsplan hebben afgesproken om in overleg te treden over medische behandelingen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat Theraplay een gewenste behandeling is om de relatie tussen [minderjarige] en [verzoeker] te versterken. Ondanks de intrekking van de toestemming door [belanghebbende], heeft de rechtbank besloten om vervangende toestemming te verlenen voor de inzet van Theraplay, uitgevoerd door [instantie] familiezorg of een vergelijkbare instantie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verlenen van deze toestemming geen afbreuk doet aan het gezag van [belanghebbende]. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5635
Zaaknummer: C/09/670581
Datum beschikking: 16 december 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 5 augustus 2024 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: [verzoeker] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.T.C.M. Geurts te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

hierna te noemen: [belanghebbende] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.L. Schipper-Heikens te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 24 september 2024 van de advocaat van [verzoeker] , met bijlage;
  • het F9-formulier van 13 november 2024 van de advocaat van [verzoeker] , met bijlagen;
  • het F9-formulier van 15 november 2024 van de advocaat van [belanghebbende] , met bijlagen;
  • het F9-formulier van 18 november 2024 van de advocaat van [verzoeker] , met bijlagen.
Op 18 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • [verzoeker] , bijgestaan door haar advocaat;
  • [belanghebbende] , bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Na de zitting is nog binnengekomen het F9-formulier van 10 december 2024 van de advocaat van [belanghebbende] .

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2013 te [plaats] .
- Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van 8 mei 2023 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het aangehechte convenant/vaststellingsovereenkomst en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking. De echtscheidingsbeschikking is op 14 augustus 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij [belanghebbende] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- In het ouderschapsplan zijn partijen, voor zover hier van belang, overeengekomen dat de ouders in overleg zullen treden over een bezoek aan artsen of andere hulpverleners door [minderjarige] .

Verzoek en verweer

[verzoeker] heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
  • vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling voor [minderjarige] ;
  • [belanghebbende] te veroordelen in de proceskosten;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Op de zitting heeft [verzoeker] haar verzoek geconcretiseerd en de rechtbank verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor een medische behandeling voor [minderjarige] in de vorm van Theraplay bij [instantie] familiezorg of een vergelijkbare instantie.
[belanghebbende] heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Vervangende toestemming medische behandeling
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, BW kunnen op verzoek van de ouders of van een van hen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. Het is de rechtbank, gelet op het vijfde lid van voornoemd artikel, niet gelukt om een vergelijk tussen de ouders te beproeven. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen die haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt het volgende bij haar beoordeling voorop. [verzoeker] heeft aangegeven dat zij hulpverlening wenste te krijgen bij de interactie tussen haar en [minderjarige] , aangezien [minderjarige] moeite heeft met het reageren op bepaalde situaties en soms agressief kan worden en [verzoeker] dan niet weet op welke manier zij het beste kan reageren. Op de zitting is naar voren gekomen dat de Opvoedpoli, nu [instantie] familiezorg (hierna: [instantie] ), is betrokken. Het advies van [instantie] was om Theraplay te starten met [minderjarige] en [verzoeker] en daarna met [minderjarige] en [belanghebbende] . In eerste instantie hebben [verzoeker] en [belanghebbende] beiden hun toestemming gegeven voor de start van Theraplay. Later is [belanghebbende] hierop teruggekomen en heeft zij haar toestemming voor de inzet van Theraplay ingetrokken. Naar aanleiding van de intrekking van de toestemming door [belanghebbende] heeft [instantie] aangegeven dat zij een verzoek tot onderzoek door de Raad bij de jeugdbeschermingstafel zal indienen, omdat [instantie] van mening is dat er sprake is van structurele onveiligheid en een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] en [instantie] het belangrijk vindt dat er hulpverlening voor hem wordt ingezet. Volgens [belanghebbende] was de werkwijze, communicatie en verslaglegging van [instantie] dusdanig gebrekkig en onzorgvuldig dat zij besloten heeft om een klacht in te dienen bij de klachtencommissie van [instantie] . In afwachting van de uitkomst van de klachtprocedure wilde [belanghebbende] niet dat Theraplay bij [instantie] zou starten.
Gebleken is dat de klachtencommissie een van de twee klachten van [belanghebbende] gegrond heeft verklaard en een aantal aanpassingen in de werkwijze van [instantie] heeft geadviseerd. [belanghebbende] heeft aangegeven dat zij haar toestemming zal verlenen voor het opstarten van Theraplay, indien [instantie] bereid is het advies van de klachtencommissie over te nemen. Uit de stukken is gebleken dat het behandelteam van [instantie] de hulpverlenersrelatie met [belanghebbende] heeft beëindigd, omdat [belanghebbende] twijfel blijft houden over de handelwijze van [instantie] . Vanwege een gebrek aan vertrouwen ziet [instantie] onvoldoende grond voor verdere samenwerking met [belanghebbende] .
Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat Theraplay een gewenste behandeling is om in ieder geval de relatie tussen [minderjarige] en [verzoeker] te versterken. Dit geldt mogelijk ook voor de relatie tussen [minderjarige] en [belanghebbende] . Op de zitting heeft [belanghebbende] toegezegd te zullen meewerken aan of toestemming te geven voor het inzetten van Theraplay, nu haar klacht over de werkwijze van [instantie] gegrond is verklaard en zij ervan uitgaat dat haar in de klachtprocedure geuite zorgen worden overgenomen door [instantie] . De rechtbank constateert evenwel dat de behandelrelatie tussen [instantie] en [belanghebbende] is opgezegd, zoals volgt uit het e-mailbericht van 15 november 2024 van de systeemtherapeut NVRG/teamcoördinator van [instantie] . Uit het na de zitting in de procedure gebrachte
F9-formulier van 10 december 2024 blijkt ook dat [instantie] vooralsnog de Theraplay niet heeft willen starten, terwijl onduidelijk is of de behandeling alsnog elders binnen de organisatie zal kunnen worden geboden. Dit zou mogelijk kunnen betekenen dat er een andere aanbieder van Theraplay moet worden gezocht. Met de Raad acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat de Theraplay zo snel mogelijk kan starten. Om eventuele obstakels daarvoor weg te nemen zal de rechtbank aan [verzoeker] vervangende toestemming verlenen voor de inzet van Theraplay voor [minderjarige] , uitgevoerd door [instantie] of een vergelijkbare instantie.
Daarbij merkt de rechtbank nog het volgende op. [belanghebbende] heeft gesteld dat het verlenen van vervangende toestemming afbreuk zal doen aan haar gezag. De rechtbank is van oordeel dat daar in dit geval geen sprake van is. Immers, de noodzaak van Theraplay wordt door alle betrokkenen onderschreven en de vervangende toestemming beoogt met name eventuele obstakels voor de inzet van Theraplay voor [verzoeker] en [minderjarige] weg te nemen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan [verzoeker] – welke toestemming die van [belanghebbende] vervangt – voor de inzet van Theraplay voor [minderjarige] , uitgevoerd door [instantie] familiezorg of een vergelijkbare instantie;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 december 2024.