ECLI:NL:RBDHA:2024:21139
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Jhingoer, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins, had echter op 30 september 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 oktober 2024 behandeld, maar de verzoeker was niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering. De minister was wel vertegenwoordigd. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL24.38131, behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 25 oktober 2024, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.