ECLI:NL:RBDHA:2024:21277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 21 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 12 november 2024 behandeld, waarbij eiseressen, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de minister het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand houdt. Eiseressen hebben aangevoerd dat er in Kroatië stelselmatig schendingen plaatsvinden van artikel 3 van het EVRM door de Kroatische politie, en dat klachtprocedures ineffectief zijn. De rechtbank stelt vast dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals recent bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseressen hebben echter niet voldoende bewijs geleverd dat zij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met hun rechten.
De rechtbank concludeert dat de minister geen aanvullende garanties hoefde te vragen en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. De beroepen zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanvragen terecht buiten behandeling zijn gesteld en dat eiseressen mogen worden overgedragen aan Kroatië. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 21 november 2024.