ECLI:NL:RBDHA:2024:21311
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door niet verstreken termijnen
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 10 juli 2023 was ingediend. De rechtbank, zittingsplaats Groningen, behandelt het beroep dat op 4 november 2024 is ingesteld. Dit beroep volgt op een eerdere uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, op 15 oktober 2024, waarin de minister van Asiel en Migratie was opgedragen om binnen zestien weken, of acht weken na het horen van de eiser, een besluit te nemen. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van dit besluit op het moment van indienen van het huidige beroep nog niet was verstreken.
De rechtbank overweegt dat, gezien de eerdere uitspraak, de minister nog niet in verzuim was en dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank zonder zitting uitspraak doet, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eiser te vroeg is met zijn beroep, aangezien de opgelegde termijn voor de minister nog niet was verstreken en de dwangsom nog niet volledig verbeurd was.
De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. M.J. Tijnagel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.