ECLI:NL:RBDHA:2024:21312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.45794 en AWB24/18919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van een Syrische asielzoeker

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Syrische asielzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J. Schenkman, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum. Het COa had op 9 november 2024 besloten om de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen, na een incident op 15 juli 2024 waarbij de eiser betrokken was. De rechtbank heeft de beroepen op 13 december 2024 behandeld en op 17 december 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de eiser geen gelijk kreeg en ook geen proceskostenvergoeding toegewezen kreeg. De rechtbank concludeerde dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd had besloten om de eiser in de HTL te plaatsen, gezien de ernst van het incident en eerdere incidenten van agressie en geweld tegen personeel. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op het ongegronde beroep tegen het plaatsingsbesluit, waardoor ook dit beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.45794 en AWB 24/18919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaken tussen

[naam], eiser,geboren op [geboortedatum],van Syrische nationaliteit,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 9 november 2024, waarbij het COa heeft besloten om eiser vanaf 9 november 2024 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van dezelfde datum om hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw [2] op te leggen.
1.1.
Het COa en de minister hebben op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 december 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Uit de verslaglegging van het COa blijkt - kort samengevat - het volgende. Eiser is op 15 juli 2024 op de opvanglocatie in Dronten betrokken geweest bij een incident. Eiser wilde in de ochtend zijn post ophalen bij de receptie/postbalie. Hij heeft daarbij met een gebalde vuist op het plexiglas bij de receptie geslagen. Een COa-medewerker werd vervolgens in zijn oog geraakt door het plexiglas. Eiser heeft daarbij geschreeuwd en verschillende medewerkers uitgescholden. In de middag komt hij bij de receptie om zijn lunch te ontvangen. De COa-medewerkers weigeren aan eiser eten mee te geven, omdat hij te laat is. Eiser scheldt de medewerkers uit. Daarnaast dreigt hij de auto van de COa-medewerker kapot te zullen maken en hem op te wachten na zijn dienst.
4. De rechtbank vindt dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het COa het incident gedetailleerd heeft weergegeven. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling van eiser dat het incident anders is verlopen dan zoals vastgelegd in het COa-dossier is onvoldoende om te twijfelen aan de door het COa geschetste gang van zaken. Daarnaast volgt de rechtbank niet dat het COa onvoldoende zou hebben gekeken naar de achtergrond van het incident. Zoals op de zitting ook naar voren is gekomen is onduidelijk of eiser aan de COa-medewerkers in Dronten, waar hij tijdelijk twee weken zou verblijven voor een time-out, heeft verteld over de afspraak die hij zou hebben om zijn lunch later te mogen ophalen. De beroepsgrond slaagt niet.
4.2.
De rechtbank begrijpt dat het besluit zo moet worden opgevat dat het COa zich op het standpunt stelt dat ofwel sprake is van één incident met zeer grote impact of anders van meerdere incidenten met grote impact die een HTL-plaatsing rechtvaardigen. De rechtbank vindt dat het COa voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van meerdere incidenten met grote impact. Uit de gegevens van het COa blijkt dat eiser onder meer 26 keer betrokken is geweest bij ‘agressie en geweld tegen personeel verbaal’, 7 keer bij ‘agressie en geweld tegen personen fysiek’ en 7 keer bij ‘agressie en geweld tegen personen non-verbaal’. Daar komt bij dat eiser op de locatie in Dronten verbleef vanwege een ROV-6 time-out door agressief gedrag. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling dat de voorgaande incidenten niet van grote impact waren, is onvoldoende om hier anders over te oordelen. Daarnaast kan ook het incident van 15 juli 2024 gekwalificeerd worden als een incident met grote impact, omdat het gedrag van eiser als doel had anderen te bedreigen en een COa-medewerker met het plexiglas in zijn oog werd geraakt. Dat er geen aangifte is gedaan door de COa-medewerker, maakt dit niet anders. De rechtbank zal daarom in het midden laten of sprake is van één incident met zeer grote impact, omdat de meerdere incidenten met grote impact de HTL-maatregel al kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is daarom ongegrond. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 17 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Vreemdelingenwet 2000.