Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Syrische asielzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J. Schenkman, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum. Het COa had op 9 november 2024 besloten om de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen, na een incident op 15 juli 2024 waarbij de eiser betrokken was. De rechtbank heeft de beroepen op 13 december 2024 behandeld en op 17 december 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de eiser geen gelijk kreeg en ook geen proceskostenvergoeding toegewezen kreeg. De rechtbank concludeerde dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd had besloten om de eiser in de HTL te plaatsen, gezien de ernst van het incident en eerdere incidenten van agressie en geweld tegen personeel. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op het ongegronde beroep tegen het plaatsingsbesluit, waardoor ook dit beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.