ECLI:NL:RBDHA:2024:2135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 23 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden. Eiser had aangevoerd dat hij eerder een asielverzoek in Spanje had ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit verzoek is afgewezen en dat er geen reden is om aan te nemen dat Spanje zich niet aan internationale richtlijnen zal houden. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het aan eiser is om het tegendeel aan te tonen, wat hij niet heeft gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 29 januari 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.827
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5. Eiser voert aan dat hij reeds eerder een asielverzoek in Spanje heeft ingediend en dat dit verzoek blijkbaar is afgewezen. Omdat er geen stukken uit die procedure beschikbaar zijn gesteld door de staatssecretaris is het niet duidelijk om welke reden het verzoek is afgewezen. Ook is daarmee niet duidelijk of Spanje zich aan de internationale richtlijnen heeft gehouden. Daarnaast is de kans op refoulement aanwezig doordat dit eerste asielverzoek in Spanje is afgewezen. De problemen van eiser zijn complex en hij wenst dat de Nederlandse autoriteiten zijn asielaanvraag inhoudelijk in behandeling nemen.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris ten opzichte van Spanje in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet mag. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd.
7. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij al eerder een asielaanvraag in Spanje heeft ingediend. Zoals in het bestreden besluit is overwogen blijkt uit het Eurodac-resultaat alleen dat eiser de buitengrens van de Europese Unie op illegale wijze heeft overschreden via Spanje. Het overnameverzoek is ook gebaseerd op artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening en Spanje heeft het verzoek ook op deze grondslag geaccepteerd. De stelling van eiser dat er een kans zou zijn op refoulement bij overdracht aan Spanje, omdat zijn eerdere asielaanvraag is afgewezen, treft dus geen doel. Bovendien hebben de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord toegezegd dat zij de (opvolgende) asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen. Eiser heeft verder niet onderbouwd waarom de Spaanse autoriteiten zich niet zullen houden aan hun verplichtingen jegens hem en waarom het onmogelijk of zinloos voor hem zou zijn om hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten.
8. De rechtbank is verder oordeel dat de staatssecretaris in de aangevoerde omstandigheden van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.