ECLI:NL:RBDHA:2024:2135
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 23 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden. Eiser had aangevoerd dat hij eerder een asielverzoek in Spanje had ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit verzoek is afgewezen en dat er geen reden is om aan te nemen dat Spanje zich niet aan internationale richtlijnen zal houden. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het aan eiser is om het tegendeel aan te tonen, wat hij niet heeft gedaan.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 29 januari 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.