ECLI:NL:RBDHA:2024:21385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.41320
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van economische motieven en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren op 28 september 1985 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 30 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 15 oktober 2024 door verweerder afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser zijn economische situatie niet kan aanvoeren als een reden voor asiel. De rechtbank stelt vast dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoen aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft niet onderbouwd waarom zijn economische situatie een schending van dit artikel oplevert, en de rechtbank wijst erop dat Marokko in het algemeen wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aangetoond dat dit rechtsvermoeden in zijn geval niet opgaat.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft geen specifieke beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, waardoor deze gronden niet opnieuw hoeven te worden besproken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 13 december 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41320

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 30 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag aan de hand van de door eiser aangevoerde argumenten, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser geeft aan dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en is geboren op 28 september 1985. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij Marokko heeft verlaten vanwege zijn slechte economische situatie. Eiser leefde in erbarmelijke omstandigheden in Marokko. Bij terugkeer naar Marokko komt hij in dezelfde omstandigheden. Dat levert een schending op van artikel 3 van het EVRM [1] , aldus eiser.
5. Verweerder merkt op dat eisers verklaring een economisch motief betreft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft overwogen dat een economisch motief niet raakt aan het Vluchtelingenverdrag of aan artikel 3 van het EVRM. De door eiser gestelde extreme armoede heeft verweerder dan ook terecht niet aangemerkt als een relevant element voor de beoordeling van eisers asielaanvraag.
6. Daarbij komt dat eiser niet heeft onderbouwd waarom zijn slechte economische situatie een schending van artikel 3 van het EVRM oplevert. Naar aanleiding van dezelfde opmerking van eiser in de zienswijze heeft verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op dit punt. In beroep heeft eiser zijn standpunt herhaald en nagelaten dit verder te onderbouwen. Het is aan eiser om in zijn beroepsgronden aan te geven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering is tekortgeschoten. Aangezien eiser dit niet heeft gedaan, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
7. Dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is, heeft eiser niet betwist. Dat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit algemeen rechtsvermoeden in zijn geval niet opgaat. Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dat eiser daarin niet is geslaagd. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
8. Tot slot betwist eiser met zijn stellingen ook de juistheid van het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Eiser heeft geen specifieke beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod. Omdat hiervoor al een oordeel is gegeven over de beroepsgronden aangevoerd tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag, behoeven deze gronden niet opnieuw bespreking in het kader van het terugkeerbesluit en inreisverbod. De rechtmatigheid van het terugkeerbesluit en het inreisverbod volgt uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw [2] respectievelijk artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a Vw.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 december 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Vreemdelingenwet 2000.