In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren op 28 september 1985 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 30 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 15 oktober 2024 door verweerder afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser zijn economische situatie niet kan aanvoeren als een reden voor asiel. De rechtbank stelt vast dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoen aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft niet onderbouwd waarom zijn economische situatie een schending van dit artikel oplevert, en de rechtbank wijst erop dat Marokko in het algemeen wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aangetoond dat dit rechtsvermoeden in zijn geval niet opgaat.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft geen specifieke beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, waardoor deze gronden niet opnieuw hoeven te worden besproken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 13 december 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.