ECLI:NL:RBDHA:2024:21414
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 december 2024, wordt er beslist over een verzoek van een verzoekster, mede namens haar minderjarige kinderen, om de Minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat de verzoekster in het gelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoek als evident gegrond werd beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekster tegemoet is gekomen door tijdens een opvolgend beroep alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van de verzoekster, die op 21 augustus 2022 was ingediend. Dit is een belangrijke overweging in de beoordeling van de proceskosten. De relevante artikelen van de Awb, namelijk 8:75 en 8:75a, regelen de veroordeling van een partij in de proceskosten, en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) biedt verdere uitwerking van deze bepalingen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.