Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam] V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer]
[naam], V-nummer: [nummer],
de Minister van Asiel en Migratie, de minister.
Procesverloop
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Overwegingen
Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat eisers bij brief van 3 oktober 2024, welke op 4 oktober 2024 door de minister is ontvangen, de minister in gebreke hebben gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van 4 april 2024. Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de in artikel 6:12, tweede lid, Awb bedoelde termijn van twee weken aan op de dag volgend op de ontvangst van de ingebrekestelling, in dit geval op 5 oktober 2024. De termijn voor het nemen van een beslissing is derhalve verstreken op 19 oktober 2024. Eisers hebben het beroepschrift echter op 18 oktober 2024 ingediend.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.