ECLI:NL:RBDHA:2024:21465
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag voor asiel. De aanvraag van verzoekster werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen met een besluit van 19 augustus 2022. Na bezwaar van verzoekster bleef de afwijzing in stand bij het bestreden besluit van 6 oktober 2023. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juni 2024 behandeld, waarbij verzoekster en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Op 10 september 2024 is aan partijen bericht dat het onderzoek op 16 september 2024 gesloten zou worden, waarop geen nadere reacties zijn ontvangen.
Verzoekster heeft op 11 oktober 2023 verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar trok dit beroep op betalingsonmacht in op 16 oktober 2023. De rechtbank heeft dit verzoek op 21 maart 2024 voorlopig toegewezen. Tijdens de zitting stelde verzoekster dat zij dacht dat zij het griffierecht niet hoefde te betalen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voldoet.
Echter, bij een andere uitspraak op dezelfde dag, zaaknummer AWB 24/1043, is het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.