ECLI:NL:RBDHA:2024:2151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1739 en NL24.1741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en toegang tot medische zorg in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 16 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 30 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eisers zelf niet.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op grond van de Dublinverordening de aanvragen niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat is vastgesteld. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Duitsland geen toegang tot medische zorg zullen krijgen, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende hebben onderbouwd dat dit het geval is. De rechtbank wijst erop dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat de Duitse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen.

De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en dat het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. De rechtbank wijst ook op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waaruit volgt dat de staatssecretaris mag vertrouwen op de zorgvuldigheid van de Duitse autoriteiten. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 13 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1739 en NL24.1741
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser], V-nummer: [V nummer 1]
en
[eiseres], V-nummer: [V nummer 2] , mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2], V-nummers: [V nummer 3] en [V nummer 4] , gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 16 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 30 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eisers waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Medische situatie
5. Eisers vrezen dat zij na overdracht in Duitsland geen medische zorg zullen krijgen, omdat hun asielaanvragen in Duitsland eerder zijn afgewezen en Moldavië in Duitsland als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser lijdt aan diabetes mellitus en hypertensie en heeft oogklachten. Hij heeft hiertoe zijn patiëntendossier overgelegd. Eiser stelt dat hij in Duitsland heeft geprobeerd om medische behandeling en met name de noodzakelijke injecties te krijgen, maar dat de behandeling met injecties werd stopgezet, omdat de Duitse zorgverzekering voor asielzoekers aangaf dat deze behandeling niet wordt vergoed.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel vanuit mag gaan dat de Duitse autoriteiten hun internationale verplichtingen nakomen. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval niet kan.
7. De rechtbank oordeelt dat eisers daar niet in zijn geslaagd. Eisers hebben niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt dat zij in Duitsland geen toegang tot medische zorg zullen krijgen. De enkele verklaring van eiser, dat de behandeling voor zijn diabetes werd stopgezet, is daarvoor onvoldoende. Verder mag van eisers worden verwacht dat zij klagen als hen in Duitsland ten onrechte medische zorg wordt onthouden. Niet gebleken is dat dit onmogelijk is, of dat eiser eerder heeft geprobeerd om te klagen. Daar komt bij dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij de (opvolgende) asielaanvragen van eisers zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. De staatssecretaris mag er dus op vertrouwen dat eisers in Duitsland toegang zullen krijgen tot de asielprocedure. Verder mag de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat er in Duitsland vergelijkbare verzorgingsmogelijkheden zijn, en is niet gebleken dat Nederland het aangewezen land is om eiser te behandelen. De staatssecretaris hoefde daarom in de medische situatie van eiser geen aanleiding te zien om de asielaanvragen in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.