ECLI:NL:RBDHA:2024:21526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.48801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot overdracht naar Zwitserland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende vreemdeling, was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en was bedoeld om te waarborgen dat eiser niet aan het toezicht zou onttrekken in het kader van een geplande overdracht naar Zwitserland. Eiser had tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting in Breda werd vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet waren betwist door eiser, en dat er een significant risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld in de overdracht naar Zwitserland, ondanks dat een geplande vlucht op 19 december 2024 was geannuleerd door de Zwitserse autoriteiten vanwege capaciteitsproblemen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48801

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 in Breda op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2005.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
4. Eiser vraagt zich af of verweerder voldoende voortvarend werkt aan de overdracht van eiser naar Zwitserland. De overdracht die op 19 december 2024 gepland stond is geannuleerd en er is niet toegelicht wat de reden hiervoor is.
5. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat de overdracht is geannuleerd door de Zwitserse autoriteiten, vanwege een gebrek aan capaciteit en dat een nieuwe vlucht gepland staat op 6 januari 2025.
6. Uit het dossier volgt dat op 6 december 2024 een terugnameverzoek is ingediend bij de Zwitserse autoriteiten en dat verweerder op diezelfde dag een vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser. Op 11 december 2024 zijn de Zwitserse autoriteiten akkoord gegaan met de overdracht en vervolgens is voor eiser een vlucht geboekt die zou vertrekken op 19 december 2024. De rechtbank acht voldoende gemotiveerd dat het niet aan verweerder te wijten is dat de vlucht op 19 december 2024 geen doorgang zal vinden. Verder acht de rechtbank voldoende gemotiveerd dat er een nieuwe vlucht gepland is met als vertrekdatum 6 januari 2025. Daarnaast heeft verweerder, gelet op artikel 28, derde lid, van de Dublinverordening [3] een termijn van zes weken om de overdracht te realiseren. Deze termijn wordt met de nieuwe vertrekdatum niet overschreden. Bij een overdracht is verweerder bovendien afhankelijk van de medewerking van de Zwitserse autoriteiten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld.
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot aan de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Verordening (EU) 604/2013.