Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen
[naam], eiseres,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ook stelt de rechtbank vast dat de minister op de zitting geen duidelijkheid heeft kunnen geven over de verschillende periodes dat aan eiseres uitstel van vertrek is verleend. Daarbij betrekt de rechtbank dat in het bestreden besluit uitgegaan wordt van drie keer een aantal maanden uitstel van vertrek in de periode van 2013 tot 2016, terwijl op de zitting eiseres zich op het standpunt stelt dat het gaat om uitstel van vertrek voor perioden van een jaar. De minister heeft daarop op de zitting alleen kunnen aangegeven dat op 18 juli 2012 uitstel van vertrek is verleend voor de duur van een half jaar tot 18 januari 2013. De rechtbank stelt vast dat dit in ieder geval niet overeenkomst met de periode van 2013 tot 2016. Ook is onduidelijk, behalve de algemene opmerking dat dit te maken had met de ziekte van de vader van eiseres, op grond waarvan uitstel van vertrek is verleend. Voor de rechtbank is daardoor niet te beoordelen of sprake is van een periode waarin de verblijfsrechtelijke status voor eiseres onzeker is. In zoverre is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep in de zaak AWB 24/14228 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in de zaak AWB 24/14228;
- draagt de minister in de zaak AWB 24/14228 op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de zaak AWB 24/14228 tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.187,50 (waarvan € 437,50 voor het beroep in de zaak AWB 24/12704 en € 1.750,- voor het beroep in de zaak AWB 24/14228).