ECLI:NL:RBDHA:2024:21603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.48803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in het kader van verblijfsrecht en Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft tegen het besluit van 4 december 2024 beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding indiende. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 december 2024, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt voor een overdracht onder de Dublinverordening bestond en er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte de grondslag van de maatregel, stellende dat hij rechtmatig verblijf had in Italië, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om de maatregel te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48803

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1996.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
3. Eiser betwist de grondslag van de maatregel. Uit de weigering van de Duitse autoriteiten om eiser terug te nemen, blijkt namelijk dat eiser in Italië rechtmatig verblijf heeft. De Dublinverordening is niet (meer) op eiser van toepassing.
4. Eiser heeft in Duitsland twee keer een asielaanvraag ingediend. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat aan de Duitse autoriteiten een verzoek zal worden gedaan om heroverweging, gelet op zijn asielaanvragen en omdat nog onvoldoende duidelijk wat eisers verblijfstatus is in Italië. Hoewel aannemelijk is dat hij eerder in Italië een verblijfsvergunning heeft gekregen, is onvoldoende duidelijk of deze nog steeds geldig is en of hij dus rechtmatig verblijf heeft in Italië. Gelet hierop zijn er voldoende aanwijzingen dat de Dublinverordening op eiser van toepassing is. De rechtbank acht deze motivering voldoende aannemelijk en deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. Verweerder heeft ter zitting zware grond 3d laten vallen.
7. Eiser betwist de zware gronden 3a en 3b. De maatregel van bewaring is volgens hem van meet af aan als onrechtmatig te beschouwen nu hij rechtmatig verblijf heeft in Italië, zoals ook blijkt uit de weigering van de Duitse autoriteiten, en hij op juiste wijze Nederland is ingereisd. Hij stelt verder dat hij zich in Ter Apel heeft gemeld en daar zijn documenten heeft achtergelaten. Bovendien is onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat er sprake is van een significant risico op onttrekking. Verder betwist eiser de lichte grond 4d. Hij heeft namelijk €120,- ter beschikking.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zware grond 3a aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft kunnen leggen. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser zonder reisdocumenten (paspoort en visum) en identiteitspapieren in Nederland is aangetroffen. Dat hij in Ter Apel zou zijn geweest en dat zijn documenten daar zijn achtergebleven is niet gebleken. Verweerder is niet bekend met deze documenten en eiser stond niet geregistreerd en was niet bekend met een V-nummer. De lichte gronden 4a en 4c heeft eiser niet betwist. Ook deze gronden zijn feitelijk juist en zijn voldoende toegelicht, zodat sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De betwiste grond 3b hoeft daarom geen verdere bespreking.
9. Eiser voert aan dat verweerder ook onvoldoende voortvarend handelt. De afwijzing van het terugnameverzoek is namelijk ontvangen op 13 december 2024. Het verzoek om heroverweging had daarom al eerder kunnen worden ingediend.
10. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit het dossier en ter zitting is namelijk gebleken dat verweerder pas op 16 december 2024 bekend is geworden met de afwijzing van het terugnameverzoek. Ter zitting is medegedeeld dat op 18 december 2024 een verzoek tot heroverweging zal worden ingediend bij de Duitse autoriteiten. Verweerder handelt voldoende voortvarend door twee dagen na de bekendwording met de afwijzing een verzoek om heroverweging in te dienen.
10. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.