ECLI:NL:RBDHA:2024:21604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.49198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 14 november 2024 door de minister is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 18 december 2024 is eiser via een telefoonverbinding verschenen, terwijl zijn gemachtigde niet aanwezig was. De rechtbank heeft de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat deze gronden niet zijn betwist door eiser. De rechtbank oordeelt dat er voldoende risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat de maatregel rechtvaardigt.

Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in zijn zaak, aangezien hij pas op 12 december 2024 is gepresenteerd, terwijl hij al op 14 november 2024 in bewaring is gesteld. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, omdat er voldoende voortgang is geboekt in de procedure, waaronder het aanvragen van een vlucht en het voeren van vertrekgesprekken. Eiser heeft ook aangegeven mentale problemen te hebben, maar de rechtbank oordeelt dat hij toegang heeft tot medische zorg in het detentiecentrum, wat geen aanleiding geeft om de maatregel onrechtmatig te achten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Eiser is via een telefoonverbinding verschenen. Zijn gemachtigde is, met bericht vooraf, niet verschenen. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1987.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen niet heeft betwist. Deze gronden zijn feitelijk juist en zijn voldoende toegelicht, zodat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn vertrek. Hij is pas op 12 december 2024 gepresenteerd, terwijl hij al op 14 november 2024 in bewaring is gesteld. Bovendien was alle informatie over eiser al bekend bij verweerder, zodat de presentatie eerder had kunnen plaatsvinden.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat onvoldoende voortvarend is gehandeld. Eiser is gepresenteerd op 12 december 2024, zijn nationaliteit is inmiddels bevestigd en verweerder heeft een vlucht aangevraagd. Ook is op 15 november 2024 en 4 december 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser en zijn er meerdere rappels verzonden.
6. Eiser heeft ter zitting verder verklaard dat hij mentale problemen heeft. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de maatregel onrechtmatig te achten. Eiser heeft in het detentiecentrum namelijk toegang tot medische zorg, waaronder ook een psycholoog.
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot aan de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.