ECLI:NL:RBDHA:2024:21633
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen plaatsing in Handhaving- en Toezichtlocatie en vrijheidsbeperkende maatregel
Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee beroepen van een Syrische eiser tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft de plaatsing van de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, terwijl het tweede beroep gericht is tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan de eiser is opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 27 oktober 2024 fysiek geweld heeft gebruikt tegen een medebewoner en een beveiliger heeft bespuugd. Dit incident leidde tot de beslissing van het COa om de eiser in de HTL te plaatsen. De rechtbank oordeelt dat het COa voldoende gemotiveerd en op goede gronden heeft besloten tot deze plaatsing. De rechtbank heeft de verslaglegging van het COa als gedetailleerd en zorgvuldig beoordeeld, en heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de gang van zaken zoals vastgelegd in het dossier.
Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van de eiser verworpen dat zijn status als hartpatiënt een reden zou moeten zijn om de HTL-plaatsing achterwege te laten. Het COa had een GZA-akkoord voor de overplaatsing van de eiser naar de HTL, en de rechtbank heeft geen bewijs gezien dat de geplande afspraken niet zijn doorgegaan. De rechtbank concludeert dat de HTL-plaatsing gerechtvaardigd was gezien het gedrag van de eiser, en dat er geen aanleiding was voor een minder dwingende maatregel. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak is openbaar gedaan.