ECLI:NL:RBDHA:2024:21708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.32141 en NL24.32142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Congolese burger na ontvoering en ontsnapping

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Congolese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1984, heeft op 5 juni 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 8 augustus 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 19 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. De eiser heeft gesteld dat hij ontvoerd is vanwege zijn werk als taxichauffeur voor een persoon die een staatsgreep wilde plegen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de ontvoering en ontsnapping van de eiser ongeloofwaardig mocht achten, omdat de eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de gehoorproblemen van de eiser tijdens het nader gehoor.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.32141 (beroep)
NL24.32142 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , verzoeker/eiser (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt Burger van Congo te zijn en te zijn geboren op [datum] 1984. Hij heeft op 5 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft ook tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, mw. M. Kimukedi als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Zij legt hieronder uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Welke feiten en omstandigheden betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is ontvoerd, omdat hij werkte als de taxichauffeur van meneer [naam 1] , die een staatsgreep wilde plegen. Bij terugkeer naar Congo vreest eiser voor zijn leven.

Wat staat er in het bestreden besluit?

4. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft naar aanleiding van eisers asielrelaas de volgende elementen meegenomen in de besluitvorming:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De ontvoering vanwege eisers werk als taxichauffeur van meneer [naam 1] en de daaruit voortvloeiende ontsnapping.
4.1
Verweerder gelooft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Ook gelooft verweerder dat eiser taxichauffeur was. De ontvoering van eiser en de daaruit voortvloeiende ontsnapping acht verweerder echter ongeloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser tegenstrijdig en onsamenhangend heeft verklaard over zijn ontvoering en ontsnapping.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met eisers gehoorproblemen?
5. Eiser voert aan dat verweerder tijdens het nader gehoor onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn gehoorproblemen en met zijn vermogen om te kunnen verklaren. Door een combinatie van horen en liplezen heeft eiser geprobeerd te begrijpen wat er gezegd wordt. Hierdoor kon eiser niet exact begrijpen wat de hoormedewerker van hem vroeg. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij niet alleen problemen heeft met horen, maar ook met het verwerken van de informatie die hij krijgt. Daardoor heeft hij ogenschijnlijk tegenstrijdige verklaringen gegeven.
5.1
Eiser is door Medifirst onderzocht om vast te kunnen stellen of hij kan worden gehoord en of er eventuele beperkingen zijn bij het horen waar rekening mee moet worden gehouden. Uit het Medifirst rapport blijkt dat er beperkingen zijn voor het horen als gevolg van de medische klachten vanwege zijn ernstige gehoorproblemen. Daarom dient er goed te worden gearticuleerd en dienen er eenvoudige vragen te worden gesteld. Er dienen ook passende gesprekstechnieken te worden toegepast. Uit het rapport van Medifirst blijkt verder dat eiser goed geschoold is en, indien nodig, een aantal vragen schriftelijk kan beantwoorden.
5.2
De rechtbank stelt vast Medifirst niet heeft geconstateerd dat eiser moeite heeft met het verwerken van informatie. Medifirst heeft zelfs vastgesteld dat eiser goed geschoold is. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank geenszins dat eiser moeite heeft met het verwerken van informatie zoals hij stelt. Verder is gebleken dat verweerder rekening heeft gehouden met eisers gehoorproblemen tijdens het nader gehoor. De rechtbank overweegt dat ook nergens is gebleken dat eisers gehoorproblemen van invloed zijn geweest op zijn vermogen om te kunnen verklaren. Een medische onderbouwing voor dit standpunt van eiser ontbreekt. Tijdens het nader gehoor heeft de hoormedewerker drie keer aan eiser gevraagd of hij de tolk goed verstaat. Eiser heeft hier telkens bevestigend op geantwoord. Ook heeft eiser noch in de correcties en aanvullingen, noch in de zienswijze, noch in de beroepsgronden toegelicht op wat voor manier en wanneer eisers gehoorproblemen zijn tegenstrijdige verklaringen hebben beïnvloed. Dit maakt dat deze beroepsgrond niet slaagt.
Heeft verweerder eisers ontvoering en ontsnapping ongeloofwaardig mogen achten?
6. Eiser voert aan dat geen sprake is van tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Hij voert daarbij de volgende zeven punten aan:
1. Verweerder heeft tijdens het nader gehoor niet doorgevraagd over de laatste keer dat eiser meneer [naam 1] vervoerde. Daarom mag verweerder eiser ook niet aanrekenen dat hij hier tegenstrijdig over heeft verklaard.
2. Verweerder mag eiser niet tegenwerpen dat hij niet inzichtelijk kan maken waarom hij is ontvoerd. Eiser kan hier immers geen duidelijk antwoord op geven. Het zou speculatie zijn om proberen antwoord te geven op deze vraag, daar hij alleen maar kan verklaren wat hij zelf heeft vernomen.
3. Met betrekking tot het vervoer van meneer [naam 1] is nergens sprake van tegenstrijdigheid in eisers verklaringen.
4. Eiser heeft niet tegenstrijdig verklaard over het aantal bewakers in de vrachtwagen. Voor zover verweerder dit wel tegenstrijdig vindt, doet deze informatie er niet toe. Eiser verwijst hierbij naar Werkinstructie 2024/6.
5. Eiser heeft niet summier verklaard over de vraag waarom het hem is gelukt als laatste uit de vrachtwagen te stappen. Niet kan worden verwacht dat hij alle informatie heeft. Eiser verwijst hierbij naar WI 2024/6.
6. Eiser heeft niet tegenstrijdig verklaard over zijn ontsnapping naar het bos.
7. Eiser heeft wel degelijk uitgelegd waarom hij, toen hij in het bos op de grond lag en een stem hoorde, is opgestaan.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers ontvoering en de daaruit voortvloeiende ontsnapping ongeloofwaardig mocht achten. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de plek waar hij meneer [naam 1] ophaalde en naartoe vervoerde. Verweerder heeft dit uitgebreid gemotiveerd in het voornemen en het bestreden besluit. Eiser heeft voor deze tegenstrijdigheden noch in de zienswijze, noch in de beroepsgronden een verklaring gegeven. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat van eiser verwacht mocht worden dat hij inzichtelijk zou maken waarom hij is ontvoerd. Eiser had immers toegang tot kennis over zijn ontvoering. Uit eisers verklaringen blijkt dat een persoon genaamd [naam 2] eiser heeft helpen ontsnappen en dat [naam 2] meneer [naam 1] kende. Verweerder mocht het opmerkelijk vinden dat eiser na zijn ontvoering wel met [naam 2] heeft gesproken over de staatsgreep die meneer [naam 1] wilde plegen, maar dat eiser niet met [naam 2] heeft gesproken over de reden van zijn ontvoering.
6.2
Verder heeft eiser ten aanzien van zijn tegenstrijdige verklaringen over het vervoer van meneer [naam 1] enkel gesteld dat hier geen sprake van is. Ook eisers stelling dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal bewakers in de vrachtwagen heeft hij niet onderbouwd. Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij het aantal bewakers in de vrachtwagen niet kon weten, omdat hij geblinddoekt was. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat eiser is gevraagd naar het aantal bewakers juist op het moment dat eiser uit de vrachtwagen was gestapt en hem de blinddoek was afgedaan. Eiser heeft daarnaast niet onderbouwd waarom zijn verklaring over het aantal bewakers niet relevant zou zijn. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat dit element niet een doorslaggevend element is, maar dat dit wel relevant is. Verweerder mocht dit element relevant achten, omdat dit element ziet op eisers ontvoering.
6.3
De rechtbank overweegt verder dat verweerder niet stelt dat eiser summier heeft verklaard over zijn ontsnapping uit de vrachtwagen, maar dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard. In het voornemen en in het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd waarom eiser hierover tegenstrijdig heeft verklaard. Voor deze tegenstrijdigheden heeft eiser geen verschoonbare verklaring gegeven. Eiser heeft ook zijn tegenstrijdige verklaringen over de ontsnapping naar het bos niet onderbouwd. Eisers stelling dat hij wel degelijk heeft uitgelegd waarom hij is opgestaan toen hij in het bos op de grond lag en een stem hoorde, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Dit staat, zoals verweerder terecht stelt, niet ter discussie. Eisers verklaringen over het moment dat hij werd gered door [naam 2] , vindt verweerder wel tegenstrijdig. Hiervoor heeft eiser geen verschoonbare verklaring gegeven.
6.4
De rechtbank is, gelet op het voorgaande in samenhang bezien, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers ontvoering en de daaruit voortvloeiende ontsnapping ongeloofwaardig is. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder voldoende duidelijkheid verschaft over welke Werkinstructie is gebruikt bij de beoordeling van eisers asielaanvraag?
7. Eiser voert aan dat het voor hem onduidelijk is welke Werkinstructie verweerder heeft gebruikt bij de beoordeling van eisers asielaanvraag. Hierdoor is eiser in zijn belangen geschaad.
7.1
De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder Werkinstructie 2014/10 heeft gebruikt. Onderaan het bestreden besluit verwijst verweerder immers naar Werkinstructie 2014/10. Zoals verweerder ook ter zitting heeft toegelicht, was ten tijde van het voornemen de nieuwe Werkinstructie 2024/6 nog niet in werking getreden. Daarom is tijdens de gehele beoordeling van eisers asielaanvraag Werkinstructie 2014/10 gebruikt. Verweerder heeft aldus voldoende duidelijkheid verschaft over welke Werkinstructie hij heeft gebruikt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht verweerder aan eiser een terugkeerbesluit uitvaardigen?
8. Eiser voert aan dat verweerder geen terugkeerbesluit aan eiser mocht uitvaardigen. Ook voert eiser aan dat verweerder hem geen inreisverbod mocht opleggen.
8.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser geen inreisverbod heeft opgelegd. Tegen het terugkeerbesluit zijn inhoudelijk geen beroepsgronden gericht. Gelet op het feit dat de voorgaande beroepsgronden niet slagen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan eiser een terugkeerbesluit mocht uitvaardigen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt.
9.1
Nu de rechtbank uitspraak doet over eisers beroep en dit ongegrond verklaart, is er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor wat betreft de hoofdzaak, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.