ECLI:NL:RBDHA:2024:21723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.41621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling van asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 6 juli 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, maar de minister heeft deze aanvraag op 17 oktober 2024 buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiser zelf was niet aanwezig.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoert dat de minister hem niet op de juiste wijze heeft uitgenodigd voor het gehoor. Eiser stelt dat hij de oproep nooit heeft ontvangen en dat deze naar het verkeerde adres is verzonden. De rechtbank concludeert echter dat de minister de uitnodiging op het juiste adres heeft verstuurd, aangezien eiser daar ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank oordeelt dat de minister op de juiste wijze heeft gehandeld en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.

Daarnaast heeft de minister eiser de gelegenheid geboden om binnen twee weken op het voornemen te reageren, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41621

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 6 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 oktober 2024 buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser is niet bij de behandeling op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de minister eiser op juiste wijze uitgenodigd voor een gehoor?
3. Eiser betoogt dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij niet op het gehoor is verschenen, omdat de minister hem daar niet op de juiste wijze voor heeft uitgenodigd. Eiser heeft de oproep voor het gehoor voorafgaand aan het gehoor nooit ontvangen. De minister heeft de oproep niet naar het juiste adres verzonden en ook niet op een andere manier aan eiser bekend gemaakt. De minister heeft ook ten onrechte gesteld dat eiser met onbekende bestemming (MOB) uit de opvanglocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) zou zijn vertrokken. Sinds zijn vertrek bij het COa staat eiser ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en is zodoende niet met onbekende bestemming vertrokken. De minister beschikt daarnaast ook over de juiste telefoongegevens en het e-mailadres van eiser. Het is onzorgvuldig dat de minister de uitnodiging voor het gehoor naar het verkeerde adres heeft gezonden en niet op een andere manier contact met eiser heeft opgenomen.
3.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank legt dat hieronder uit.
In artikel 30c, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), is opgenomen dat de minister de aanvraag buiten behandeling kan stellen als de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en niet binnen een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen.
De minister heeft eiser op 19 september 2024 schriftelijk uitgenodigd voor de start van de algemene asielprocedure op 30 september 2024. Hierbij is ook medegedeeld dat eiser op dag 1 een nader gehoor heeft bij de IND. De minister heeft deze uitnodiging verstuurd naar het adres van de COa-opvanglocatie waar eiser verbleef tot hij op 5 april 2024 met onbekende bestemming uit de opvanglocatie is vertrokken. Eiser stond ook op dit adres ingeschreven in de BRP. In de beroepsprocedure heeft de minister een uittreksel van het BRP van 27 november 2024 ingebracht waaruit blijkt dat eiser nog steeds staat ingeschreven op het adres van de COa-opvanglocatie waar de minister de uitnodiging naar heeft verzonden. Deze informatie is door de gemachtigde van eiser niet betwist. Daarmee staat vast de minister eiser heeft uitgenodigd op het adres dat voor de minister bekend kon zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister eiser op de juiste manier uitgenodigd voor het gehoor. De gemachtigde van eiser heeft niet onderbouwd waaruit volgt dat de minister gehouden is om ook nog op een andere manier contact te zoeken met eiser. Dit betoog slaagt dus niet.
De rechtbank overweegt verder dat de minister eiser in het voornemen van 2 oktober 2024 de gelegenheid heeft geboden om binnen twee weken contact met hem op te nemen en een zienswijze in te dienen. Eiser heeft niet binnen twee weken op het voornemen gereageerd, ook niet via zijn gemachtigde. De minister heeft dan ook terecht op 17 oktober 2024 de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Dat de gemachtigde van eiser vervolgens op 18 oktober 2024 heeft verzocht om de beschikking in te trekken met de mededeling dat hij dacht een zienswijze te hebben verstuurd, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.

Conclusie en gevolgen

4. De minister heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de buitenbehandelingstelling van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.