ECLI:NL:RBDHA:2024:21751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/9096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op sociaal-medische indicatie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, woonachtig in [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, dat haar aanvraag om verlenging van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op sociaal-medische indicatie (SMI) voor haar kinderen [naam 1] en [naam 2] heeft afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 behandeld, waarbij verzoekster werd vergezeld door haar moeder en vertegenwoordigers van het college.

De voorzieningenrechter benadrukt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er een spoedeisend belang is. Verzoekster stelt dat zij geen kinderopvang kan betalen zonder de tegemoetkoming SMI. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, aangezien de tegemoetkoming SMI pas op 1 januari 2025 eindigt. Verzoekster ontvangt momenteel een WIA-uitkering van € 1.992,51 netto per maand en haar partner heeft een netto salaris van € 2.902,77 per maand. Dit gezamenlijke inkomen zou voldoende moeten zijn om een korte periode zonder gesubsidieerde opvang te overbruggen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat verzoekster de uitkomst van het bezwaar kan afwachten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, in aanwezigheid van griffier mr. W. Goederee, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9096

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Nandpersad).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster gericht tegen het besluit van 14 november 2024 (bestreden besluit), waarbij verweerder haar aanvraag om verlenging van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op een sociaal-medische indicatie [1] (SMI) ten behoeve van haar kinderen [naam 1] en [naam 2] heeft afgewezen.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoekster, vergezeld door haar moeder, en [naam 3] en [naam 4] , als vervangers van de gemachtigde van het college, deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen, wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft.
3. Verzoekster zegt dat het spoedeisend belang is gelegen in het feit dat zij geen kinderopvang kan betalen zonder toeslag of tegemoetkoming SMI.
4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in wat verzoekster heeft aangevoerd geen spoedeisend belang besloten ligt. Allereerst eindigt de tegemoetkoming SMI pas op 1 januari 2025. Dat betekent dat verzoekster op dit moment nog een tegemoetkoming krijgt en geen sprake is van spoedeisend belang. Verder blijkt uit het dossier dat verzoekster een uitkering heeft op grond van de WIA ter hoogte van € 1.992,51 netto per maand en haar partner een salaris van € 2.902,77 netto per maand. Met dat gezamenlijke inkomen zou verzoekster een korte periode zonder gesubsidieerde opvang moeten kunnen overbruggen en zelf opvang moeten kunnen betalen. Ook wanneer verweerder de langst mogelijke termijn in acht zou nemen om op het bezwaar te beslissen (tot 25 maart 2025), zal dit niet anders zijn. De voorzieningenrechter ziet daarom niet dat verzoekster de uitkomst van het bezwaar niet zou kunnen afwachten. Nu verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de hoorzitting al op 7 januari 2025 zal plaatsvinden, acht de voorzieningenrechter het niet onwaarschijnlijk dat de uitkomst van het bezwaar niet op zich zal laten wachten tot 25 maart 2025.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van de Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021 (Beleidsregels)