ECLI:NL:RBDHA:2024:21769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/9441
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 26 november 2024, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling heeft gesteld. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 op zitting behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft. Verzoeker heeft gesteld dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeert, omdat hij sinds 1 oktober 2024 geen persoonsgebonden budget meer ontvangt voor de zorg aan zijn moeder. Hierdoor heeft hij geen inkomen. De voorzieningenrechter erkent dat verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.

Verzoeker had op 13 november 2024 bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 26 november 2024 buiten behandeling gesteld. Op 16 december 2024 heeft verweerder het eerdere besluit ingetrokken en de aanvraag afgewezen wegens het ontbreken van essentiële informatie. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het besluit in bezwaar niet in stand zal blijven, aangezien verzoeker niet alle benodigde informatie heeft verstrekt. Hij kan deze informatie tijdens de bezwaarprocedure alsnog aanleveren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9441

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. C. de Vries),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: L. van der Zwart).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 26 november 2024, waarbij verweerder verzoekers aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling heeft gesteld.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen, wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft.
3. Verzoeker heeft aan de hand van bankafschriften gesteld dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeert. Verzoeker ontvangt sinds 1 oktober 2024 geen persoonsgebonden budget meer voor de zorg die hij aan zijn moeder verleende. Hierdoor zit hij sindsdien zonder inkomen. Nu verweerder verzoekers aanvraag om bijstand niet heeft gehonoreerd, wil de voorzieningenrechter wel aannemen dat verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.
4.1
Verzoeker heeft op 13 november 2024 bijstand op grond van de Pw aangevraagd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 26 november 2024 deze aanvraag buiten behandeling gesteld.
4.2
Met het wijzigingsbesluit van 16 december 2024 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan verzoekers aanvraag afgewezen, op de grond dat hij onvoldoende inlichtingen heeft verschaft, waardoor verweerder niet kon beoordelen of verzoeker recht op bijstand had.
4.3
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het tegen het oorspronkelijk bestreden besluit gemaakte bezwaar van rechtswege mede betrekking op het wijzigingsbesluit van 16 december 2024.
4.4
Voor de beantwoording van de vraag of in verzoekers geval een voorlopige voorziening moet worden getroffen, moet worden beoordeeld of zijn bezwaar dat van rechtswege mede betrekking heeft op het wijzigingsbesluit, kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter beantwoord die vraag ontkennend. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat dit besluit in bezwaar niet in stand zal blijven. Het volgende is daarbij van belang.
4.5
Verweerder heeft verzoekers aanvraag afgewezen, omdat er essentiële informatie ontbreekt om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. Verweerder wil dat verzoeker over de periode van 1 augustus 2024 tot en met 20 november 2024 een transactieoverzicht verschaft van zijn Bitvavo Wallet, waaruit onder meer het saldo op zijn naam blijkt.
4.6
Het gaat om relevante informatie voor de beoordeling van verzoekers bijstandsaanvraag. Op zijn bankrekening komen immers in de betreffende periode stortingen voor van de Stichting [stichting].
4.7
Verzoeker was verplicht om alle informatie te verschaffen die nodig was om het recht op bijstand vast te stellen. Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft prints van transactie-overzichten verschaft, maar relevante informatie ontbreekt. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij telefonisch heeft aangeboden om in plaats van prints inzage in zijn Bitvavo-account via zijn mobiele telefoon te geven, maar verweerder heeft verklaard hiervan in het dossier niets terug te kunnen vinden. Tot een afspraak en volledige informatieverstrekking is het in ieder geval niet gekomen.
4.8
Verzoeker kan tijdens de bezwaarprocedure alsnog de ontbrekende informatie aanleveren bij verweerder. Aan de hand van die informatie zou verweerder het afwijzingsbesluit kunnen heroverwegen. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de onzekere uitkomst van de bezwaarprocedure, geen aanleiding om daarop vooruit te lopen en de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.