ECLI:NL:RBDHA:2024:2179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en inreisverbod in het kader van gezinsleven en artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 26 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze is op 5 januari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft op 8 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren. Eiseres is in juni 2023 met onbekende bestemming vertrokken uit de asielopvang in Nederland en verblijft sindsdien in Duitsland. De rechtbank concludeert dat eiseres nog procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep, ondanks haar vertrek.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn contact heeft opgenomen met de Nederlandse autoriteiten. Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat zij medische complicaties heeft ondervonden, maar dit werd niet onderbouwd met bewijs. De rechtbank wijst het beroep tegen de buitenbehandelingstelling af.

Echter, de rechtbank oordeelt dat het opgelegde inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op gezinsleven beschermt. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd dat het inreisverbod niet in strijd is met dit artikel, vooral omdat de minderjarige kinderen van eiseres niet zonder haar kunnen reizen. De rechtbank vernietigt daarom het inreisverbod en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1351

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen
[naam kind] , [naam kind] en [naam kind] ,
V-nummers: [V-nr's]
(gemachtigde: mr. N.A.P. Heesterbeek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 26 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 januari 2024 deze aanvraag buiten behandeling gesteld en daarbij een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
2. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er nog procesbelang is. Eiseres is immers in juni 2023 met onbekende bestemming vertrokken uit de asielopvang in Nederland en verblijft sindsdien in Duitsland. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres op 6 februari 2024 het adres van eiseres in Duitsland genoemd. Ook heeft zij daarbij verklaard dat zij via Whatsapp contact onderhoudt met eiseres, ook op 6 februari 2024 nog, en dat dit contact ging over de procedure en de voortgang daarvan. Vastgesteld wordt verder dat het beroep is gericht tegen een asielbesluit dat mede omvat een inreisverbod dat geldt voor het grondgebied van de Europese Unie. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat eiseres wel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dit beroep.

Buitenbehandelingstelling

4. Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken en zich niet binnen de daarvoor gestelde termijn alsnog heeft gemeld. Ook is zij niet verschenen bij het nader gehoor en heeft ze zich ook later niet meer gemeld of aangetoond dat ze weer terug is gekeerd naar Nederland.
5. Eiseres voert hiertegen aan dat ze nog steeds in Duitsland verblijft en waarschijnlijk weer aan Nederland zal worden overgedragen door de Duitse autoriteiten op grond van de Dublinverordening. [1] Ook is onvoldoende rekening gehouden met haar verklaring dat ze ervan overtuigd was dat ze terug moest keren naar Italië en daarom is vertrokken, waarbij ze bij de Duitse grens is aangehouden. Verder zijn er complicaties opgetreden tijdens de bevalling van haar jongste kind, waarvoor ze een medische behandeling heeft gekregen in Duitsland.
6. De rechtbank is van oordeel dat de asielaanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. Immers, eiseres is zonder kennisgeving naar Duitsland gegaan en heeft niet binnen twee weken alsnog contact opgenomen met de Nederlandse autoriteiten. Dat eiseres een moeizame bevalling heeft gehad, waarbij complicaties zijn opgetreden, maakt dit niet anders. Allereerst wordt vastgesteld dat eiseres deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd. Maar ook los daarvan: eiseres heeft wel contact onderhouden met haar gemachtigde. Uit het dossier blijkt dat haar gemachtigde al voor het vertrek van eiseres uit Nederland voor haar optrad in haar asielzaak. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat ze geen mogelijkheid heeft gehad contact op te (laten) nemen met de autoriteiten van Nederland. Het beroep, voor zover gericht tegen de buitenbehandelingstelling, is ongegrond.
Inreisverbod
7. Verweerder heeft een inreisverbod opgelegd op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Volgens verweerder is dit niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [2] , omdat eiseres zelf zonder haar echtgenoot is vertrokken en ze niet heeft aangetoond dat zij en haar echtgenoot op dit moment samen zijn of dat zij naar hem terug zal keren. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat uit het dossier van de echtgenoot bleek dat de relatie zou zijn verbroken en dat eiseres de mogelijkheid heeft om in Duitsland een verzoek om opheffing van het inreisverbod in te dienen.
8. Eiseres voert hiertegen aan dat het inreisverbod in strijd is met artikel van het 8 EVRM, omdat haar echtgenoot in Nederland verblijft en zij en hun minderjarige kinderen dan geen contact meer met hem kunnen hebben. Hoewel het inreisverbod niet geldt voor de kinderen, kunnen ze niet zonder eiseres reizen en ze verblijven momenteel bij haar in Duitsland.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte een inreisverbod heeft opgelegd. In artikel 66a, achtste lid, van de Vw is bepaald dat om humanitaire of andere redenen kan worden afgezien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Daarvan is sprake als een inreisverbod een inmenging tot gevolg heeft in het gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat het inreisverbod niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Van de minderjarige kinderen kan immers niet verwacht worden dat zij zonder eiseres reizen of geen contact meer kunnen hebben met haar of haar echtgenoot, de vader van deze kinderen. Ter zitting heeft verweerder weliswaar gesteld dat de relatie tussen eiseres en haar echtgenoot is verbroken, maar dit blijkt niet uit het dossier. Bovendien betwist eiseres deze stelling. Maar zelfs als de relatie verbroken zou zijn, dan nog hebben de kinderen het recht op gezinsleven met hun vader uit te oefenen. Verweerder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 66a, achtste lid, van de Vw. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal het inreisverbod vernietigen.

Conclusie

10. Het beroep, voor zover gericht tegen de buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag van eiseres, is ongegrond. Het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dit ziet op het inreisverbod.
11. Omdat het beroep ten dele gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de buitenbehandelingstelling van de
asielaanvraag van eiseres, ongegrond;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het uitgevaardigde inreisverbod, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit ziet op het inreisverbod;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.