ECLI:NL:RBDHA:2024:218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een visum kort verblijf. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 6 oktober 2022 afgewezen, en het bezwaar van eiseres is bij het besluit van 8 augustus 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de visumaanvraag onterecht was, omdat eiseres voldoende heeft aangetoond dat zij een legitiem doel had voor haar verblijf in Nederland, namelijk het bezoeken van haar dochter en kleinkind. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de eerdere visumaanvragen van eiseres, die zij tijdig heeft verlaten, en dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiseres een vestigingsgevaar zou vormen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres niet is gehoord in bezwaar, wat een schending van de hoorplicht inhoudt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de staatssecretaris een dwangsom van € 1.307,- aan eiseres moet betalen. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de staatssecretaris het griffierecht en de proceskosten van eiseres vergoeden.