ECLI:NL:RBDHA:2024:21827
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na beslissing op beroep
Op 12 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.R. van der Pol, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening samen met het beroep behandeld. De rechtbank heeft op dezelfde dag in een andere zaak, met nummer NL24.44718, uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Dit beroep is ongegrond verklaard en het bestreden besluit van de minister is in stand gelaten. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om die reden afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. A.G.D. Overmars, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.