In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Afghaanse nationaliteit, heeft op 10 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 18 oktober 2024 door de minister werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 26 november 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de problemen met de Taliban niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft gehad met de Taliban, die hem bedreigden en mishandelden. De rechtbank stelt echter vast dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat eiser instinctief handelde in een stressvolle situatie. De rechtbank concludeert dat de minister ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig zou zijn.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen, waarbij hij de argumenten van eiser opnieuw moet overwegen. Tevens moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn vastgesteld op €1.750,-. De rechtbank benadrukt dat de minister bij het nieuwe besluit ook moet overwegen of een Forensisch Medisch Onderzoek (FMO) nodig is, aangezien eiser littekens heeft van het incident met de Taliban.