Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Eiser heeft verklaard dat hij twee weken voor zijn aanhouding in Frankrijk is geweest. Hij heeft dit niet nader onderbouwd. Hieruit blijkt bovendien niet dat hij zijn verblijf niet daadwerkelijk en effectief heeft beëindigd. [3] Daarbij is ook van belang dat uit de justitiële documentatie blijkt dat hij in september, oktober en november 2024 meerdere strafbare feiten heeft gepleegd en daaruit volgt dat hij in die periode in Nederland heeft verbleven. Zware grond 3c is daarmee feitelijk juist. Eiser heeft lichte grond 4a niet betwist. Deze grond is feitelijk juist en is voldoende gemotiveerd. Deze twee gronden konden aan de maatregel ten grondslag worden gelegd en zijn voldoende om de maatregel te kunnen dragen en een risico op onttrekking aan te nemen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking.