Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van het jeugd- en zorgrecht, waarbij de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, het verzoek indiende. De minderjarigen verblijven feitelijk bij hun vader, die belast is met het ouderlijk gezag, terwijl de moeder momenteel niet in staat is om voor hen te zorgen vanwege persoonlijke problematiek.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen goed gedijen bij hun vader en dat er geen schoolverzuim meer is. Er is echter weinig contact tussen de moeder en de kinderen, wat verwarrend is voor hen. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die binnenkort afloopt. De gecertificeerde instelling verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 20 juni 2025, zodat deze gelijkloopt met de situatie van de halfzus van de kinderen.
Na beoordeling van de feiten en de zitting, waarin de vader en de moeder niet aanwezig waren, maar de vader later alsnog verscheen, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 20 juni 2025 en het verzoek voor het overige afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.