In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 23 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 6 november 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, wat door partijen is goedgekeurd. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin het 'first in first out'-principe is toegepast bij het bepalen van nieuwe beslistermijnen. De minister heeft aangegeven dat de aanvraag van eiseres aan een behandelaar is toegewezen en dat er mogelijk een DNA-onderzoek zal plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat het niet onmogelijk is dat de minister binnen twaalf weken een besluit kan nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister twaalf weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen, en dat de minister in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.