ECLI:NL:RBDHA:2024:21953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
09/195919-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en gewoontewitwassen door verdachte met valse hoedanigheid en voorgewende liefdesrelatie

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte heeft in de periode van 2016 tot 2021 een valse hoedanigheid aangenomen en een voorgewende liefdesrelatie onderhouden met [naam 1]. Gedurende deze periode heeft zij [naam 1] ertoe bewogen om in totaal 5.579.000 euro aan haar over te maken, onder het voorwendsel dat zij in financiële nood verkeerde door bedreigingen en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen de indruk wekte dat zij in een exclusieve relatie met [naam 1] verkeerde, maar ook dat zij een groot financieel vermogen bezat, wat niet het geval was. De verdachte heeft ook andere personen, zoals [naam 3], [naam 4] en [naam 6], opgelicht door hen te misleiden over haar financiële situatie en hen te laten geloven dat zij hen snel zou terugbetalen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting en gewoontewitwassen, en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [naam 1] en [naam 4].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/195919-21 en 09/214477-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 24 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ten aanzien van dagvaarding I (parketnummer: 09/195919-21) is gehouden op de terechtzittingen van 7 maart 2022 (pro forma), 5 september 2022, 10 oktober 2023 (beide regie) en 6, 9 en 10 december 2024 (inhoudelijke behandeling en sluiting onderzoek).
Het onderzoek ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer: 09/214477-22) is gehouden op de terechtzittingen van 10 oktober 2023 (regie) en 6, 9 en 10 december 2024 (inhoudelijke behandeling en sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.K. Schoep en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. E.P. Vroegh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 september 2022 ten aanzien van dagvaarding I (parketnummer 09/195919-21) - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (parketnummer: 09/195919-21)
1.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2016 tot en met 15 juli 2021 te Oranjewoud en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere geldbedragen van in totaal 6.188.335,44 euro, althans een groot geldbedrag, door
- het aangaan en/of onderhouden van een door haar, verdachte, (deels) voorgewende liefdesrelatie met die [naam 1] , immers is zij, verdachte, in de periode dat die [naam 1] dacht dat er sprake was van een liefdesrelatie tussen hem en verdachte, een relatie begonnen en/of getrouwd en/of gaan samenwonen met een andere man, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , terwijl zij dit verborgen hield voor die [naam 1] , en/of
- het voorwenden van een of meerdere voor haar, verdachte, bedreigende situaties, waarvoor beveiliging nodig was, immers heeft zij, verdachte, die [naam 1] verteld dat er sprake was een continue (be)dreiging van/voor haar, verdachte, en/of haar omgeving, waarbij ook sprake zou zijn van fysieke aanvallen tegen haar, verdachte, en/of haar omgeving, voor welke situatie geld nodig was om haar bedreiger(s) en haar beveiliging te kunnen betalen, terwijl geen dreiging en/of bedreigende situaties tegen haar, verdachte, en/of haar omgeving bestond(en) waarvoor beveiliging nodig was, en/of
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot (toekomstig) financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 1] voorgehouden dat zij de beschikking had over een grote hoeveelheid geld, dat onder andere afkomstig zou zijn vanuit haar kapsalons en/of het bezit van vastgoed en/of voertuigen en/of een erfenis van een (stief)grootvader, te weten [naam 2] , terwijl van geen enkel (dergelijk) vermogen is gebleken;
2.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2016 tot en met 15 juli 2021 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalen, althans eenmaal, schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedragen van in totaal 6.188.335,44 euro, althans een groot geldbedrag, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meerdere voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Dagvaarding II (parketnummer: 09/214477-22)
1.
zij op of omstreeks 5 oktober 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] en/of [bedrijfsnaam 1] BV heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere geldbedragen van in totaal 125.000 euro, althans een groot geldbedrag, door
- het voorwenden van een situatie waarin zij, verdachte, niet bij haar eigen bankrekening(en) en vermogen kon komen om betalingen te verrichten, immers heeft zij, verdachte, die [naam 3] verteld dat er sprake was een blokkade van haar bankrekening door de bank vanwege fraude, terwijl van geen blokkade van bankrekening(en) en/of (groot) vermogen is gebleken, en/of
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot (toekomstig) financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 3] voorgehouden dat zij de beschikking zou krijgen over een grote hoeveelheid geld en/of heeft zij, verdachte, een leenovereenkomst afgesloten met die [naam 3] en/of [bedrijfsnaam 1] BV om het bedrag van 125.000 euro (met rente) binnen 3 dagen terug te betalen, terwijl van geen enkel (dergelijk) vermogen is gebleken;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juli 2021 tot en met
21 november 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)
[naam 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een
of meerdere geldbedragen van in totaal 32.694 euro, althans een groot geldbedrag, door
- het voorwenden van een situatie waarin zij, verdachte, niet bij haar eigen bankrekening en vermogen kon komen om betalingen te verrichten, immers heeft zij, verdachte, die [naam 6] verteld dat er sprake was een blokkade van haar bankrekening door de bank vanwege fraude, terwijl van geen blokkade van bankrekeningen en/of (groot) vermogen is gebleken, en/of
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot (toekomstig) financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 6] voorgehouden dat zij de beschikking zou krijgen over een grote hoeveelheid geld, terwijl van geen enkel (dergelijk) vermogen is gebleken;
3.
zij op of omstreeks 24 september 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal 5.000 euro, althans een groot geldbedrag, door
- het voorwenden van een situatie waarin zij, verdachte, niet bij haar eigen bankrekening en vermogen kon komen om betalingen te verrichten, immers heeft zij, verdachte, die [naam 4] verteld dat er sprake was een blokkade van haar bankrekening door de bank vanwege fraude, terwijl van geen blokkade van bankrekeningen en/of (groot) vermogen is gebleken, en/of
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot (toekomstig) financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 4] voorgehouden dat zij de beschikking zou krijgen over een grote hoeveelheid geld en/of heeft zij, verdachte, die [naam 4] verteld dat zij, bovenop de 5.000 euro, 1.000 euro extra terug zou krijgen, terwijl van geen enkel (dergelijk) vermogen is gebleken.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
In 2020 ontving het Team Criminele Inlichtingen van de politie informatie over de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en ondernemingen met de naam ‘ [bedrijfsnaam 2] ’. Gelet op de omvang van de investeringen in deze ondernemingen rees de vraag hoe deze werden gefinancierd. Uit onderzoek van de Serious Crime Taskforce bleek dat [naam 1] (hierna: [naam 1] ) grote sommen geld had overgemaakt op verschillende bankrekeningen, ten behoeve van de verdachte. Naar aanleiding daarvan heeft de politie onderzoek Albatros opgestart. Nadat de politie contact had opgenomen met [naam 1] werd duidelijk dat hij mogelijk het slachtoffer was geworden van oplichting. Hij heeft aangifte gedaan tegen de verdachte.
Uit onderzoek Albatros is gebleken dat [naam 1] tussen 18 januari 2016 en 15 juli 2021 in totaal bijna 6,2 miljoen euro heeft betaald op verschillende bankrekeningen, ten behoeve van de verdachte. Die betalingen staan in deze zaak niet ter discussie. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [naam 1] deze bedragen heeft betaald als gevolg van oplichting door de verdachte (dagvaarding I, eerste feit). Daarnaast wordt de verdachte verweten dat zij het van [naam 1] ontvangen geld heeft witgewassen (dagvaarding I, tweede feit).
Verder is aangifte gedaan door anderen (aangevers [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] ) die verklaren dat zij door oplichting geld hebben geleend aan de verdachte (dagvaarding II, feiten 1 t/m 3). Ook hier moet de rechtbank de vraag beantwoorden of deze bedragen zijn betaald als gevolg van oplichting door de verdachte.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten op beide dagvaardingen. Ten aanzien van dagvaarding I heeft hij geconcludeerd dat de verdachte [naam 1] heeft opgelicht en dat een groot deel van zijn betalingen (namelijk 5.579.000 euro) het gevolg is van die oplichting. Er is ook voldoende bewijs voor het medeplegen van gewoontewitwassen. Ook heeft de verdachte de aangevers [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] opgelicht.
Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Van oplichting is geen sprake en daardoor ook niet van witwassen. Het is niet aan de rechtbank om een oordeel te geven over de relatie tussen [naam 1] en de verdachte. Het geld werd betaald omdat [naam 1] de verdachte onderhield en omdat de verdachte continu werd bedreigd en afgeperst door haar ex-partner [naam 5] . De verdachte heeft nooit de indruk gewekt dat zij vermogend was. De aangevers [naam 3] en [naam 4] hebben geld geleend aan [bedrijfsnaam 2] , daarvoor is de verdachte niet verantwoordelijk. Aangever [naam 6] heeft juist geld van de verdachte geleend, er is geen sprake geweest van oplichting.
Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlasteleggingen [1]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie zes verklaringen afgelegd en heeft ook ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Deze verklaringen zijn veelal niet concreet, wisselend en op vele punten onderling tegenstrijdig. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij een aantal verklaringen heeft ‘ingetrokken’, omdat zij door de politieagenten onder druk is gezet tijdens sommige verhoren. Hoewel de rechtbank voor dit laatste geen aanwijzingen ziet in het dossier, zorgen al deze omstandigheden ervoor dat de rechtbank de verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar genoeg acht om deze te gebruiken voor het bewijs. Wel zal de rechtbank de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd bespreken bij de overwegingen inzake het bewijs.
3.4.1
Dagvaarding I, feit 1: oplichting [naam 1]
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij [naam 1] heeft bewogen tot afgifte van ongeveer 6,2 miljoen euro – kort gezegd – door een (deels) voorgewende liefdesrelatie, door het voorwenden van bedreigende situaties waarvoor beveiliging nodig was en door het zich in strijd met de waarheid voordoen als een persoon met een groot financieel vermogen.
De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen weergeven die voor het bewijs worden gebruikt en zal vervolgens vaststellen wat zij uit die bewijsmiddelen afleidt.
De bewijsmiddelen
Algemeen
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat hij vanaf 23 december 2015 een relatie met de verdachte had. [2] Er is nooit gezegd dat de relatie voorbij was. [3] Wel is de relatie sinds 2018 veranderd, door de gezondheid van [de verdachte] en doordat de bedreigingen erger werden. Sinds 2018 heeft hij geen seks meer met de verdachte gehad. Hij kent [medeverdachte 1] niet. Hij hoorde pas van de politie dat de verdachte op 19 juni 2018 met [medeverdachte 1] was getrouwd. [4] Dat was voor hem de reden om aangifte te doen. [5] Als hij had geweten van het huwelijk, dan was het klaar geweest. [6] Toen hij de verdachte hiernaar vroeg, heeft ze hem gezegd dat het huwelijk een dekmantel was, omdat de bedreigers anders achter hem aan zouden komen. Hij moest buiten beeld blijven. Ze had geen echte relatie met [medeverdachte 1] . [7] Ook vertelde de verdachte aan [naam 1] dat [medeverdachte 1] homo was. [8] [naam 1] heeft geld aan de verdachte betaald omdat ze een stel waren. Hij betaalde om haar te helpen met kosten voor levensonderhoud en schulden, later ook voor bewaking, een privéschool of een instantie die betaald moest worden. De bedreigingen richtten zich in de beleving van [naam 1] tegen de verdachte en tegen hemzelf en zijn zoon. [9] In totaal heeft hij 6.182.835 euro aan de verdachte betaald. [10] De kleine bedragen waren voor levensonderhoud, de grote bedragen vanaf 25.000 euro voor beveiliging en de afpersing. [11] Hij had dit nooit betaald als hij had geweten dat het geld niet werd gebruikt voor betalingen in verband met afpersing dan wel bedreiging. [12] Hij ging er ook van uit dat het geld aan hem zou worden terugbetaald. [13] De verdachte had hem verteld dat zij een erfenis van haar opa [naam 2] had gekregen van 94 miljoen euro en dat zij kapsalons had gehad die zijn verkocht. Zij zou veel vastgoed in Den Haag en omstreken hebben, onder andere een loods op de Binckhorst. In deze loods stonden twee Mustangs die van haar waren. En ze had een Mercedes G-klasse gekocht. Alles zou altijd goedkomen en [naam 1] zou alles dubbel en dwars terug krijgen. [14]
In 2016 is één overboeking gedaan met een omvang van € 25.000,- of meer. Dit was op 7 oktober 2016. [15] In de jaren daarna liep dit aantal grotere overboekingen verder op. De overboekingen met een omvang kleiner dan € 25.000,- per boeking bedragen in totaal € 609.335,-. De overboekingen met een omvang gelijk aan of groter dan € 25.000,- kwamen uit op een bedrag van € 5.579.000,-. De laatste overboeking vond plaats op 14 juni 2021. [16]
Liefdesrelatie
Van 1 mei 2018 tot 17 augustus 2020 was [medeverdachte 1] ingeschreven op hetzelfde woonadres als de verdachte. De verdachte is op 19 juni 2018 getrouwd met [medeverdachte 1] . [17] De uitgaven voor dit huwelijk beliepen een bedrag van ten minste € 71.481,-. Dit werd (direct dan wel indirect) betaald van een rekening die ter beschikking stond van de verdachte en waarop de door [naam 1] betaalde geldbedragen de enige (substantiële) inkomsten waren. [18]
In december 2018 stuurde de verdachte een kaartje en een tros ballonnen naar het huisadres van [naam 1] met de tekst ‘oneindige liefde, dat ben jij en dat zij wij’. [19]
Op 14 maart 2019 deed [de verdachte] aangifte tegen haar ex [naam 5] . [naam 5] bleef haar lastig vallen. Een jaar nadat de relatie over was kreeg zij een relatie met een andere man. [naam 5] denkt dat zij nog met dezelfde man is, maar die relatie is na 6 maanden over gegaan. Ze is nu getrouwd met een andere man. [20]
Naar de zoon van [naam 1] stuurde de verdachte op 31 december 2020 chatberichten dat ze hem mist en dat zij samen oud worden. [21]
In de maanden juni tot en met november 2021 verstuurde de verdachte chatberichten naar [naam 1] waarin stond dat zij van hem hield, dat zij hem miste, dat ze zich gezegend voelde om oud te worden met hem en dat zij hem zag als haar toekomst en eindstation. [22]
In een WhatsApp-bericht van 30 juni 2021 vroeg [naam 1] naar het huwelijk met [medeverdachte 1] , waarop de verdachte antwoordde dat ze trouwde omdat alles nagegaan wordt, dat ze het met een ‘fucking homofiel’ moest doen. Op 27 juli 2021 stuurde de verdachte een bericht aan [naam 1] dat ze besloten heeft dat alles op haar naam moet en dat ze geen dekmantel meer hoeft. Op de vraag van [naam 1] waarom haar man wilde meewerken aan een dekmantel, antwoordde de verdachte dat ze daarvoor heeft betaald, € 2.000,- per maand. [23]
Bedreigende situaties
De politie heeft WhatsApp-berichten onderzocht tussen de verdachte en [naam 1] . Er zijn in het onderzoek slechts berichten beschikbaar gekomen uit de periode 16 oktober 2020 tot eind juli 2021. De verdachte zei [naam 1] regelmatig dat hij berichten moest wissen in verband met zijn en haar veiligheid. Op 13 oktober 2020 waren al zijn berichten gewist. [24]
Rondom verschillende betalingen die [naam 1] aan de verdachte heeft gedaan heeft de politie geconstateerd dat de verdachte hem meerdere keren heeft gevraagd om deze overboekingen te doen vanwege de dreiging, mishandeling of de hiermee samenhangende problemen waarmee ze te maken had. Dit ziet op de volgende overboekingen:
- € 90.000,- op 9 november 2020; [25]
- € 135.000,- en € 75.000,- op 18 en 20 december 2020; [26]
- € 100.000,- op 25 maart 2021; [27]
- € 13.000,- op 14 april 2021; [28]
- € 130.000- op 26 april 2021; [29]
- € 150.000,- en € 125.000,- op 3 en 14 juni 2021. [30]
Van de bankrekeningen waar aangever [naam 1] de bedragen naar overboekte, werden uitgaven gedaan aan luxe winkels, reizen en evenementen, uitgaven aan luxere hotels en restaurants, pintransacties in het buitenland en verder substantiële overboekingen, giften en leningen ten behoeve van personen uit het sociale netwerk van de verdachte. Ook waren er substantiële contante opnames, werden er meerdere voertuigen aangeschaft, werd de huur van de woning van [medeverdachte 1] betaald en vonden substantiële overboekingen plaats naar de [bedrijfsnaam 2] -bedrijven waaraan de verdachte en [medeverdachte 1] verbonden zijn. [31]
In juni 2021 stuurde de verdachte onder meer de volgende WhatsApp-berichten naar [naam 1] : ‘
ben nog aan t onderhandelen’ (8 juni), ‘
zit in heftige strijd’ (11 juni), ‘
ze willen gewoon de volle pond’ (11 juni), ‘
heb heel hard gehuild’ (13 juni), ‘
500’ (13 juni), ‘
plus 190 toch hun hebben in nl langer die extra kosten gemaakt ect’ (14 juni), ‘
ik kom er niet onderuit’ (14 juni), ‘
plus jij hebt binnen 2 weken je 7 mil terug’ (14 juni), ‘
ik hou zoveel van jou, ik kan woensdag pas naar huis schat, dan hebben ik alles betaald’ (14 juni), ‘
Ik hou mega van jou, Jij bent mijn toekomst m’n eindstation’ (14 juni). [32] [naam 1] verklaarde over deze periode dat de verdachte hem vertelde dat ze elf dagen door mannen werd vastgehouden in het buitenland. [33]
[naam 1] heeft op 3 juni 2021 een bedrag van 150.000 euro overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte en op 14 juni 2021 een bedrag van 125.000 euro. [34] Van de door [naam 1] overgeboekte bedragen zijn vervolgens uitgaven gedaan bij onder meer luxe winkels en restaurants in de regio Den Haag, Roermond en Buggenum. [35]
De verdachte verbleef met [medeverdachte 1] en circa 40 medewerkers van de [bedrijfsnaam 2] bedrijven van 17 tot en met 25 juni 2021 op Ibiza. In totaal is er van de rekeningen op naam van de verdachte, [medeverdachte 1] , [bedrijfsnaam 3] B.V, [bedrijfsnaam 4] B.V. en [bedrijfsnaam 5] B.V een bedrag van € 75.407,24 betaald voor deze reis naar en het verblijf op Ibiza. Een groot deel van deze betalingen werd mogelijk gemaakt doordat geld werd overgeschreven van de rekening van de verdachte naar de rekening van [bedrijfsnaam 2] Holding B.V. en vervolgens naar de rekening van [bedrijfsnaam 3] B.V. [36]
Op 19 augustus 2021 zegt de verdachte in WhatsApp-berichten tegen [naam 1] dat zij hem heeft beschermd. Op 28 augustus 2021 zegt zij dat ze is mishandeld als een hond. Ze voegt daarbij een foto waarop zij te zien is met een blauw oog. De verdachte zegt vervolgens
‘Moe ik ben moe erg moe / Biljarters in m'n kut geslagen op m'n lichaam worden littekens van dingen op m’n lichaam […] erger dan de hel is t geweest / Ik moet hun nog een bedrag betalen al 3 maanden whatever voor wat hun gefaan hebben’. Op 15 oktober 2021 zegt de verdachte: ‘
Ik ben voor jou verkracht en kapot geslagen, dus wel effe normaal doen / ga jij maar voelen wat ze met mij hebben gedaan / ik heb vastgebonden gelegen gek / ja misschien moet jij door 5 bavianen in je reet verkracht worden op je gespuugd worden en de kanker geslagen worden, mischien voel je t dan wat ik heb gevoeld’. Op 16 november 2021 zegt de verdachte dat [naam 1] zijn chatberichten moet wissen, omdat zij daarin een bedrag heeft genoemd. Anders krijgt ze criminelen achter zich aan en Roemenen in haar portiek. [37]
In een afgeluisterd telefoongesprek van 22 augustus 2021 sprak de verdachte met echtgenoot [medeverdachte 1] over een blauw oog. Tegen hem zegt ze dat ze het blauwe oog had opgelopen bij een ‘gewoon ruzie met een vent op straat’, waarbij er over en weer geslagen zou zijn. [38]
In een chatgesprek van 3 september 2021 zegt de verdachte tegen [naam 1] dat haar honden ingeslapen moeten laten worden omdat er ‘weer zo een gozer’ aan de deur was, de honden hem hebben aangevallen, alle drie, en dat zijn benen er ‘aan fladder’ bij lagen. In een afgeluisterd telefoongesprek op diezelfde dag met [medeverdachte 1] legde [medeverdachte 1] aan de verdachte uit dat zijn buurjongen door de honden is gebeten en dat de honden daarom ingeslapen moesten laten worden. Dit komt overeen met een registratie in het politiesysteem. [39]
In een telefoongesprek op 23 december 2021 met een verhuurmakelaar van Vestia in Den Haag gaf [naam 1] volgens de makelaar geëmotioneerd aan dat hij niet fysiek naar Den Haag wil komen, omdat hij daar bang is voor zijn eigen veiligheid. [40]
Uit onderzoek naar meldingen en registraties over de verdachte in politiesystemen blijken er twee aangiftes en meerdere meldingen van haar bekend uit 2016 en 2019 over bedreigingen gepleegd door [naam 5] . [41] De politie heeft op 1 juni 2017 contact gehad met [de verdachte] over [naam 5] . Zij heeft toen verklaard dat zij en [naam 5] al weer geruime tijd goed met elkaar omgaan en dat zij niet wilde dat hij vervolgd zou worden. [42] Als gevolg van de aangifte uit 2019 heeft [naam 5] een contact- en gebiedsverbod opgelegd gekregen. Naast deze aangiftes en meldingen zijn er in de politiesystemen geen aanwijzingen voor een continue bedreiging, mishandeling en verkrachting van de verdachte over de afgelopen jaren. [43]
De ex-partner van de verdachte, [naam 5] , verklaarde dat hij geld kreeg van de verdachte; zij ontving dat van die man, [naam 1] . Het was iets van 20 of 30 duizend, dat heeft ze op de bank gestort. Ze deed dat omdat ze een zwak voor [naam 5] had. [naam 5] denkt dat [naam 1] daar niets van af wist. Hij heeft wel eens contant geld van de verdachte gekregen, dat was een paar tientjes, meer niet. [44] Ze onderhield [naam 5] in de jaren dat ze nog contact hadden, terwijl ze een relatie had met [naam 1] . [45] [naam 5] heeft foto’s van onder andere app-conversaties laten zien aan de politie waarop te zien is dat hij in 2017 amicaal contact had met de verdachte. Op de foto’s is ook onder meer het huis te zien van [naam 1] in Friesland. Ook is er één foto waarop het adres van [naam 1] op een papier is weergegeven. Laatstgenoemde foto’s zijn door de verdachte aan [naam 5] gestuurd. [46]
De rechtstreekse (girale) betalingen van de verdachte aan [naam 5] bedragen
€ 26.201,-. Deze overboekingen vonden plaats tussen augustus 2017 en maart 2019. Hierbij zijn als omschrijvingen onder meer meegegeven: ‘Jaha Ha van je vrouw’, ‘je moeder’ en ‘huur april 2018’. [47]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat zij nooit contant geld aan [naam 5] heeft gegeven. [48]
Tussen 26 juli 2021 en 19 november 2021 hebben meerdere observaties plaatsgevonden van de gedragingen van de verdachte. Uit haar gedrag op die dagen zijn geen indicaties naar voren gekomen dat er sprake is van continue dreiging en mishandelingen en/of het ingehuurd hebben van bewakers.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken zijn evenmin dergelijke indicaties naar voren gekomen. [49]
Groot financieel vermogen
In WhatsApp-berichten van de verdachte aan [naam 1] is te lezen dat zij op 25 maart 2021, 14 juni 2021, 22 juni 2021, 24 juni 2021, 22 juli 2021, 27 juli 2021, 28 augustus 2021, 3 september 2021, 22 september 2021, 24 september 2021, 18 november 2021 en
19 november 2021 zegt dat ze de verdachte zal terugbetalen. [50]
Op 28 augustus 2021 zegt de verdachte tegen [naam 1] : ‘Ik heb dadelijk meer dan jou 25 miljoen waar je t over had ect’. [51]
In het onderzoek naar de vermogenspositie van de verdachte in de jaren voor de aangifte heeft de politie vastgesteld dat zij nauwelijks over vermogensbestanddelen beschikte, dat haar verzamelinkomen uit eigen inkomsten nihil was en dat zij niet beschikte over vastgoed (ook niet in het verleden). [52]
Getuige [naam 4] verklaarde dat hij begreep dat er geld was uit een erfenis van haar vader, moeder of opa. Ook verklaarde hij dat de verdachte geroepen heeft dat het om miljoenen ging. [53]
Getuige [naam 6] verklaarde dat de verdachte tegen haar vertelde dat ze op twee manieren aan haar vermogen kwam: via een erfenis van een opa en van een man uit Friesland. Die opa had een camping, een vliegtuigje en ‘iets van nachtclubs’. [54]
Getuige [getuige 1] , de vader van [medeverdachte 1] , verklaarde dat de verdachte heeft gezegd dat ze kapperszaken had die ze allemaal heeft verkocht. Ook heeft ze verteld dat ze een erfenis heeft gehad van haar opa. Er werden nooit bedragen genoemd, maar ze was de enige die de erfenis in haar familie zou hebben gekregen. [55]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde over beslaglegging door de Belastingdienst op een erfenis van de opa van de verdachte van € 93.000.000,-. [56]
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat de verdachte hem heeft verteld dat zij een erfenis zou hebben gehad van een familielid van ‘iets van 18 of 15 miljoen’. Dat geld zou in een fonds zitten. [57]
In een gespreksverslag rond het aangaan van een huurovereenkomst van [bedrijfsnaam 3] B.V. met Heineken voor de exploitatie van een strandpaviljoen, staat te lezen: ‘
Informatie van opdrachtgever bij aanvang onderzoek: […] • [medeverdachte 1] en [de verdachte] zouden geen financiering nodig hebben. Alle investeringen zouden uit eigen vermogen worden bekostigd. • [de verdachte] zou uit een horecafamilie uit Brabant komen. Zij zou succesvol zijn geweest met de marketing voor cosmetica bedrijven. Tevens zou ze haar vermogen hebben verdiend met de verkoop van een door haar opgerichte kappersketen.’
Verder is te lezen in een gespreksverslag dat is opgesteld door Heineken:
‘Gespreksverslag 28 september 2021 […] [de verdachte] liet zicht [sic] ontvallen dat zij 30 miljoen van haar opa geërfd heeft (een horecafamilie) en daarnaast nog een paar miljoen uit verkoop van de kappersketen’. [58]
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen de verdachte en [naam 8] op 10 september 2021 zegt de verdachte 23 kapsalons te hebben gehad, met bekende mensen te hebben gewerkt en toen met pensioen te zijn gegaan. [59]
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [naam 7] op 19 november 2021 zegt de verdachte dat zij 23 zaken heeft gehad. [60]
De (stief)opa van de verdachte, [naam 2] , is in 1996 overleden. Zijn nalatenschap is vastgesteld op negatief. [61] De verdachte heeft twee kapperszaken gehad, namelijk [bedrijfsnaam 6] (2007-2009) en [bedrijfsnaam 7] (2010-2013). Dit waren eenmanszaken, beide bedrijven zijn niet verkocht maar opgeheven. Voor de verdachte is één voertuig geregistreerd, namelijk een Piaggio motor met kenteken [kenteken] . De handelswaarde hiervan bedraagt € 3.941,-. [62]
Het oordeel van de rechtbank
Liefdesrelatie
De verdediging heeft betoogd dat het niet aan de rechtbank is om een oordeel te geven over de liefdesrelatie die de verdachte onderhield met [naam 1] . Dat betoog treft geen doel. De rechtbank vormt zich namelijk geen oordeel over de liefdesrelatie zelf, zij beoordeelt slechts of de liefdesrelatie onderdeel was van de ten laste gelegde oplichting. Daarvan is sprake als de verdachte bij [naam 1] ten aanzien van de relatie tussen hen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen die gebaseerd is op leugenachtige mededelingen.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tussen de verdachte en [naam 1] een liefdesrelatie heeft bestaan vanaf 23 december 2015. [naam 1] betaalde de verdachte in die periode geldbedragen om te voorzien in haar levensonderhoud. Uit de verklaringen van [naam 1] blijkt dat de relatie vanaf 2018 anders werd door haar gezondheid en de bedreigingen. Ze hebben sindsdien geen seksueel contact meer gehad. Tegen de politie heeft de verdachte in 2019 gezegd dat haar relatie met haar nieuwe vriend (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) na zes maanden over is gegaan en dat ze nu is getrouwd met een andere man (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ). Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 19 juni 2018 met medeverdachte [medeverdachte 1] is getrouwd en sinds 1 mei 2018 met hem samenwoonde. De uitgaven voor dit huwelijk werden bekostigd met het geld dat [naam 1] betaalde. Uit niets blijkt dat de verdachte [naam 1] over dit huwelijk heeft geïnformeerd. [naam 1] verklaart zelf dat hij [medeverdachte 1] niet kende en pas bekend werd met het huwelijk van de verdachte toen de politie hem daarover informeerde. Als hij van het huwelijk had geweten, dan was het ‘klaar’ geweest. De rechtbank concludeert hieruit dat [naam 1] ervan uitging dat hij met de verdachte een exclusieve relatie had. Tegelijk blijkt uit chatberichten van de verdachte dat zij [naam 1] in 2021 vertelde dat zij van hem hield, dat ze met hem oud wilde worden en dat hij haar eindstation was. Nadat [naam 1] haar confronteerde met het huwelijk met [medeverdachte 1] , heeft de verdachte gezegd dat [medeverdachte 1] homofiel was en dat het huwelijk een dekmantel was waarvoor ze [medeverdachte 1] betaalde. Ook daarvan blijkt niets uit het dossier. De verdachte vertelde dus opnieuw leugens.
Gelet op al deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte ten aanzien van de liefdesrelatie vanaf medio 2018 een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen bij [naam 1] . Terwijl [naam 1] in de veronderstelling was dat hij nog steeds een exclusieve liefdesrelatie had met de verdachte, is de verdachte buiten zijn medeweten gaan samenwonen en trouwen met [medeverdachte 1] , terwijl zij dit voor hem verborgen hield. Of de verdachte wel of geen liefdesrelatie meer met [naam 1] dacht te hebben, is hier niet relevant. Het gaat immers om de vraag wat zij [naam 1] heeft voorgespiegeld. Door [naam 1] een onjuiste voorstelling van zaken te geven over de liefdesrelatie, was deze vanaf het huwelijk met [medeverdachte 1] deels voorgewend.
Bedreigende situaties
Uit de verklaringen van [naam 1] blijkt dat hij grote geldbedragen heeft betaald omdat de verdachte en ook hijzelf voortdurend werden bedreigd, waarvoor beveiliging nodig was. Zelfs na de aanhouding van de verdachte was [naam 1] nog bang voor zijn eigen veiligheid en wilde hij niet naar Den Haag komen.
Uit het dossier is van dergelijke bedreigingen niet gebleken. Hoewel door de verdachte aangifte en meldingen zijn gedaan tegen haar ex-vriend [naam 5] , is deze dreiging veel minder groot dan de verdachte heeft voorgespiegeld. De verdachte heeft weliswaar geld overgemaakt naar [naam 5] , maar hij zegt daar zelf over dat zij hem gedurende een bepaalde periode onderhield. Dit wordt ondersteund door foto’s en berichten die hij heeft laten zien aan de politie. Het past ook bij de omschrijvingen die de verdachte meegaf bij de overboekingen. Dat [naam 5] tonnen aan contant geld heeft ontvangen van de verdachte, zoals zij heeft verklaard, is in het geheel niet gebleken. Medeverdachte [medeverdachte 2] , die volgens de verdachte soms contant geld aan [naam 5] overhandigde, heeft dit ook ontkend.
Tegelijk blijkt uit de chatberichten dat de verdachte aantoonbaar heeft gelogen over concrete bedreigende situaties, zoals de mededeling dat ze haar honden moest laten inslapen omdat er ‘weer zo een gozer’ aan de deur was die door de honden is aangevallen (terwijl het om een heel andere gebeurtenis ging) en de foto van een blauw oog met berichten dat zij gruwelijk was mishandeld (terwijl het ging om een ruzie op straat).
Bovendien blijkt uit het onderzoek van de politie dat het geld dat [naam 1] betaalde niet is besteed aan beveiliging, bescherming of betalingen aan [naam 5] . Er zijn op de bankrekeningen van de verdachte geen betalingen aangetroffen die daadwerkelijk verband houden met bedreigende situaties. Integendeel: het geld is gebruikt voor het leiden van een luxe leven, voor investeringen in [bedrijfsnaam 2] en voor een teambuildingsuitje naar Ibiza.
De rechtbank overweegt verder in dit verband dat de verdachte foto’s van de woning van [naam 1] en diens adres naar [naam 5] stuurde. Dat weerspreekt de verklaring van de verdachte dat zij [naam 1] in bescherming moest nemen tegen [naam 5] .
Gelet op dit alles concludeert de rechtbank dat de verdachte bedreigende situaties heeft voorgewend, waarvoor beveiliging nodig was, door aan [naam 1] te vertellen dat er sprake was een continue bedreiging voor haar en haar omgeving en dat geld nodig was om haar bedreigers en haar beveiliging te kunnen betalen, terwijl daar op dat moment helemaal geen sprake van was.
Groot financieel vermogen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich jegens [naam 1] heeft voorgedaan als een vermogend persoon. Ze vertelde over de grote erfenis die ze van haar opa had ontvangen, over de kapsalons die zij had verkocht en over vastgoed en voertuigen die zij bezat, terwijl uit onderzoek blijkt dat haar opa geen erfenis heeft nagelaten, dat zij geen kapsalons heeft verkocht, dat zij niet beschikt over vastgoed en ook niet over de voertuigen waarover ze [naam 1] vertelde. In werkelijkheid heeft de verdachte nauwelijks eigen vermogen. De verklaringen van [naam 1] worden ondersteund door chatberichten van de verdachte (‘Ik heb dadelijk meer dan jou 25 miljoen’) en het feit dat ook vele anderen hebben verklaard dat de verdachte de indruk heeft gewekt dat zij vermogend is als gevolg van een grote erfenis en/of de verkoop van kapperszaken.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een persoon met een groot financieel vermogen.
Conclusie ten aanzien van de oplichtingsmiddelen
De verdachte heeft een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen bij [naam 1] door een deels voorgewende liefdesrelatie en door bedreigende situaties voor te wenden waarvoor beveiliging nodig was, terwijl ze het deed voorkomen alsof zij de ontvangen bedragen gemakkelijk kon terugbetalen door haar vermogenssituatie. Dat kan worden aangemerkt als een samenweefsel van verdichtsels. Verder heeft zij zich in strijd met de waarheid voorgedaan als een persoon met een groot financieel vermogen. Dit levert ook het aannemen van een valse hoedanigheid op. De rechtbank acht deze beide oplichtingsmiddelen bewezen.
De verdachte heeft ter terechtzitting – samengevat – verklaard dat [naam 1] haar jarenlang is blijven onderhouden, dat hij op de hoogte was van het huwelijk met [medeverdachte 1] , dat zij ernstig werd bedreigd en afgeperst door [naam 5] en dat zij nooit heeft gezegd dat zij miljoenen zou hebben geërfd, en dat zij eventuele opmerkingen in die trant sarcastisch heeft bedoeld. Deze verklaring wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
Causaal verband
[naam 1] betaalde geldbedragen aan de verdachte omdat hij een relatie met haar had en omdat hij in de veronderstelling was dat de verdachte werd bedreigd en beveiliging nodig had. Hij ging ervan uit dat alles zou worden terugbetaald omdat de verdachte vermogend was. Deze elementen (het voorwenden van een relatie, dreigende situatie en vermogende positie) versterkten elkaar onderling en bewogen [naam 1] tot betaling van enorme geldbedragen. [naam 1] heeft ook verklaard dat hij geen geld zou hebben betaald als hij wist hoe de situatie werkelijk was. De rechtbank acht daarom het causaal verband tussen de oplichtingsmiddelen en de betaling van geldbedragen bewezen.
Dat niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode sprake was van een voorgewende liefdesrelatie doet aan het bovenstaande niet af. Ook in de periode dat er nog wel sprake was van een (exclusieve) liefdesrelatie is [naam 1] immers opgelicht doordat de verdachte zich voordeed als vermogend en een continue dreiging voorwendde. Door gaandeweg ook voor te wenden dat die exclusieve relatie bleef voortbestaan, heeft de verdachte [naam 1] ertoe bewogen om grote bedragen te blijven betalen.
Een duidelijk voorbeeld van hoe deze oplichtingsmiddelen (liefde, bedreiging, belofte van terugbetaling) [naam 1] hebben bewogen tot betaling van geldbedragen, is te zien in de WhatsApp-berichten uit juni 2021. De verdachte vertelde [naam 1] dat zij in het buitenland werd vastgehouden en stuurde hem berichten als: ‘
ben nog aan t onderhandelen’ (8 juni), ‘
zit in heftige strijd’ (11 juni), ‘
ze willen gewoon de volle pond’ (11 juni), ‘
heb heel hard gehuild’ (13 juni), ‘
500’ (13 juni), ‘
plus 190 toch hun hebben in nl langer die extra kosten gemaakt ect’ (14 juni), ‘
ik kom er niet onderuit’ (14 juni), ‘
plus jij hebt binnen 2 weken je 7 mil terug’ (14 juni), ‘
ik hou zoveel van jou, ik kan woensdag pas naar huis schat, dan hebben ik alles betaald’ (14 juni), ‘
Ik hou mega van jou, Jij bent mijn toekomst m’n eindstation’ (14 juni). In deze berichten komen zowel de liefdesrelatie, als de dreigende situatie en de belofte van terugbetaling naar voren. Als gevolg hiervan heeft [naam 1] in deze periode in totaal 275.000 euro overgemaakt. In de dagen erna zijn de verdachte, [medeverdachte 1] en tientallen medewerkers van [bedrijfsnaam 2] afgereisd naar Ibiza voor een teambuildingsuitje, dat nota bene betaald werd met het geld dat [naam 1] had overgeboekt.
Het dossier bevat een leningsovereenkomst tussen de verdachte en [naam 1] , waarin de verdachte zich heeft verplicht tot terugbetaling van een bedrag van 6.200.000 euro. Deze overeenkomst is hier echter niet relevant, omdat de oplichting reeds was voltooid op het moment dat [naam 1] de geldbedragen betaalde als gevolg van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen.
Oogmerk van bevoordeling
Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het geld dat [naam 1] heeft betaald, is gebruikt voor levensonderhoud, betaling van luxe goederen, reizen en investeringen. Niet alleen de verdachte heeft hiervan geprofiteerd, maar ook anderen naar wie zij het geld overmaakte (onder wie [medeverdachte 1] , haar kinderen en de [bedrijfsnaam 2] -bedrijven). Daaruit concludeert de rechtbank dat bij de verdachte het oogmerk bestond om zichzelf en anderen te bevoordelen.
Omvang schadebedrag
Voor het vaststellen van de omvang van het geldbedrag dat door oplichting is verkregen, zoekt de rechtbank – net als de officier van justitie – aansluiting bij de verklaring van [naam 1] dat de kleine bedragen zijn betaald voor levensonderhoud en de grote bedragen (vanaf 25.000 euro) voor beveiliging en afpersing. De overboekingen met een omvang gelijk aan of groter dan 25.000 euro belopen een bedrag van 5.579.000 euro.
Conclusie ten aanzien van dagvaarding I, feit 1
De rechtbank zal bewezen verklaren dat de verdachte door middel van oplichting [naam 1] heeft bewogen tot betaling van een bedrag van 5.579.000 euro, in de periode van 7 oktober 2016 (eerste betaling van een groot bedrag) tot en met 14 juni 2021 (laatste betaling).
3.4.2
Dagvaarding I, feit 2: witwassen
Op de terechtzitting van 5 september 2022 heeft de rechtbank een vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegestaan. Uitgaande van die gewijzigde tenlastelegging moet de rechtbank beoordelen of de verdachte samen met anderen de van [naam 1] ontvangen geldbedragen heeft witgewassen door deze over te dragen, om te zetten en daarvan gebruik te maken. De gewijzigde tenlastelegging richt zich dus niet langer op het voorhanden hebben van geldbedragen afkomstig uit eigen misdrijf, zoals de officier van justitie bij de inhoudelijke behandeling tot uitgangspunt heeft genomen.
Uit de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 blijkt dat [naam 1] in de periode van 7 oktober 2016 tot en met 14 juni 2021 geldbedragen van in totaal
5.579.000 euro aan de verdachte heeft betaald als gevolg van oplichting door de verdachte. Daarmee staat vast dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn en daarin ligt eveneens het opzet van de verdachte besloten.
Ten aanzien van de besteding van de ontvangen bedragen is in het dossier het volgende te lezen. [naam 1] heeft de betreffende geldbedragen overgemaakt naar bankrekeningen op naam van de verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 2] . Over deze bankrekeningen heeft de verdachte (mede) de beschikking gehad. Van daaruit zijn deze geldbedragen onder meer overgeboekt naar andere rekeningen op naam van de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Ook zijn er overboekingen verricht naar bankrekeningen op naam van [kenteken] en andere vennootschappen binnen de [bedrijfsnaam 2] -structuur. Het saldo van alle bankrekeningen was op 22 juli 2021 nihil. [63] De belangrijkste uitgavecategorieën waaraan de ontvangen geldbedragen zijn besteed zijn: levensonderhoud en woonlasten, [bedrijfsnaam 2] , overboekingen en betalingen, contante opnamen, luxe winkels, reizen en reiskosten, auto- en voertuigkosten, creditcard-gebruik, gerechtsdeurwaarders en incasso’s en leningen aan derden. [64]
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat de verdachte, samen met anderen (namelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] ), de door oplichting verkregen geldbedragen van in totaal 5.579.000 euro heeft overgedragen (overgemaakt naar andere bankrekeningen) en/of omgezet (goederen aangeschaft) en/of daarvan gebruik heeft gemaakt (aanschaffen van goederen, reizen, investeringen, levensonderhoud). Gelet op de frequentie en de pleegperiode, kan ook het maken van een gewoonte bewezen worden verklaard. De pleegperiode zal worden vastgesteld op 7 oktober 2016 (eerste betaling van een groot bedrag) tot en met 15 juli 2021 (de datum in de tenlastelegging), omdat de laatste betaling van 125.000 euro op 14 juni 2021 aan de verdachte is betaald en pas daarna is overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik is gemaakt.
3.4.3
Dagvaarding II
Feit 1: oplichting [naam 3]
Aangeefster [naam 3] heeft verklaard dat zij op 5 oktober 2021 een geldbedrag van € 125.000,- aan de verdachte heeft geleend. [65] Zij werd op die dag gebeld door de verdachte, die zei dat er gefraudeerd was op haar rekening en dat er negen miljoen weg was. Doordat haar rekening was bevroren, kon de verdachte niet meer bij haar geld. De verdachte zei dat ze het geld over drie dagen terug zou hebben, want [naam 9] moest haar ook nog geld betalen, dat ging om € 220.000,-. [66] en de verdachte hebben een leningsovereenkomst getekend, die de verdachte verplichtte om het geleende bedrag uiterlijk op 8 oktober 2021 terug te betalen, op straffe van een boete van € 1.000,- per dag. [67]
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] van 5 oktober 2021 zegt de verdachte
‘Ik heb tegen iedereen gezegd dat we fraude hadden, dus dan weet je dat.’ [68]
In een afgeluisterd telefoongesprek op 4 oktober 2021 tussen de verdachte en International Card Services (ICS) wordt gesproken over fraude op haar creditcard, maar deze bestaat uit een testtransactie met een waarde van nul dollar die via een online verkoper is gedaan. Van overige fraude is niet gebleken. [69] In het onderzoek naar de vermogenspositie van de verdachte heeft de politie vastgesteld dat zij nauwelijks over vermogensbestanddelen beschikte en dat haar verzamelinkomen uit eigen inkomsten nihil was. [70]
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels (meerdere leugens over de reden van de lening en de mogelijkheid om terug te betalen) en een valse hoedanigheid (zich ten onrechte voordoen als vermogend) aangeefster [naam 3] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 125.000,-. Niet alleen de verdachte heeft hiervan geprofiteerd, maar ook [bedrijfsnaam 3] B.V. Daaruit concludeert de rechtbank dat bij de verdachte het oogmerk bestond om zichzelf en anderen te bevoordelen.
Het verweer dat niet de verdachte, maar [bedrijfsnaam 3] B.V. of [medeverdachte 1] degene is die tot terugbetaling heeft verplicht, wordt verworpen. Het is immers de verdachte die bij aangeefster [naam 3] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd, niet [bedrijfsnaam 3] B.V. of [medeverdachte 1] .
Feit 2: oplichting [naam 6]
Aangeefster [naam 6] heeft verklaard dat zij in de periode van 25 juli 2021 tot en met 21 november 2021 meerdere keren geld heeft voorgeschoten aan de verdachte. De verdachte gaf aan dat zij niet kon betalen omdat er sprake was van onderhoud aan haar bankrekening. In totaal gaat het om € 32.694,-. Daarnaast heeft ze een aantal maanden op factuurbasis gewerkt voor [bedrijfsnaam 2] . In totaal heeft ze daarvoor een openstaande factuur van € 12.705,-. De verdachte heeft ook een ring van haar gekocht ter waarde van € 9.500,-, die is nog niet betaald. De verdachte gaf aan dat ze in december weer bij haar geld kon. Dan zou ze iedereen weer betalen. Ze kwam elke keer met een nieuw verhaal over die fraude.
De rechtbank is van oordeel dat voor de ten laste legde oplichting onvoldoende bewijs bestaat. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op 25 juli 2021 niet bij haar bankrekening kon. Maar de aangifte maakt niet duidelijk onder welke voorwendselen de overschrijvingen daarna zijn gebeurd. Bovendien blijkt uit het dossier ook dat op de bankrekening van de verdachte in de jaren 2017-2020 vele transacties voorkwamen met betrekking tot het bedrijf van [naam 6] . Daaraan zijn omschrijvingen meegegeven als ‘lening’, ‘lening van [de verdachte] ', ‘lening voor [naam 10] ’, ‘betaling [de verdachte] voor [naam 10] ’ en ‘bruidsarrangement’ (p. 307). De betalingen die in de aangifte zijn genoemd lijken dus onderdeel te zijn van een soort rekening-courant-verhouding tussen [naam 6] en de verdachte, waarin het gebruikelijk was om elkaar geld uit te lenen. Tegen die achtergrond kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de betalingen aan de verdachte vanaf 25 juli 2021 zijn gedaan als gevolg van oplichting. Zelfs als het onderhoud aan de bankrekening een leugen is geweest (dat blijkt overigens niet uit het dossier), dan is één leugen onvoldoende om bewezen te verklaren dat de verdachte een samenweefsel van verdichtsels heeft gecreëerd.
De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3: oplichting [naam 4]
Aangever [naam 4] heeft verklaard dat hij op 24 september 2021 € 5.000,- heeft geleend aan de verdachte. Daarbij was afgesproken dat de lening binnen een week zou worden terugbetaald en dat hij € 1.000,- extra zou krijgen. [71] heeft verder verklaard dat het zijn spaarcenten waren en de pot die hij had overgehouden aan zijn scheiding en zijn huis. De verdachte zei dat er fraude was gepleegd. Daar stuurde de verdachte via WhatsApp afbeeldingen van. Ze heeft onder andere gezegd dat er geld zou zijn weggesluisd, dat ze werd bestolen van haar eigen geld en dat haar geld was bevroren. Over haar vermogen heeft de verdachte gezegd dat het om miljoenen ging. [72] In een afgeluisterd telefoongesprek tussen aangever [naam 4] en de verdachte op 24 september 2021 is te horen: ‘
: je vroeg net of je geld kan lenen. [de verdachte] : ja eventjes, een paar dagen. [de verdachte] : maar er is niks gebeurd hoor, er is niks gebeurd met mijn rekening, maar ik kan niks, want alles is weer wederom geblokkeerd. […] Heel eerlijk [naam 4] , er is drie komma een honderachtenzestigduizend miljoen weg. Ik denk elke keer, zo schouders eronder, want ik weet hoeveel miljoen ik op de bank heb. [73]
In een afgeluisterd telefoongesprek op 4 oktober 2021 tussen de verdachte en International Card Services (ICS) wordt gesproken over fraude op haar creditcard, maar deze bestaat uit een testtransactie met een waarde van nul dollar die via een online verkoper is gedaan. Van overige fraude is niet gebleken. [74] In het onderzoek naar de vermogenspositie van de verdachte heeft de politie vastgesteld dat zij nauwelijks over vermogensbestanddelen beschikte en dat haar verzamelinkomen uit eigen inkomsten nihil was. [75]
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels (meerdere leugens over de reden van de lening en de mogelijkheid om terug te betalen) en een valse hoedanigheid (zich ten onrechte voordoen als vermogend) aangever [naam 4] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 5.000,-. Niet alleen de verdachte heeft hiervan geprofiteerd, maar ook [bedrijfsnaam 3] B.V. Daaruit concludeert de rechtbank dat bij de verdachte het oogmerk bestond om zichzelf en anderen te bevoordelen.
Het verweer dat niet de verdachte, maar [bedrijfsnaam 3] B.V. of [medeverdachte 1] degene is die tot terugbetaling heeft verplicht, wordt verworpen. Het is immers de verdachte die bij aangever [naam 4] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd, niet [bedrijfsnaam 3] B.V. of [medeverdachte 1] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I (parketnummer: 09/195919-21)
1.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van
7 oktober2016 tot en met
14 juni2021 te Oranjewoud en/of ‘s-Gravenhage, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen van in totaal
5.579.000euro, door
- het onderhouden van een door haar, verdachte, deels voorgewende liefdesrelatie met die [naam 1] , immers is zij, verdachte, in de periode dat die [naam 1] dacht dat er sprake was van een liefdesrelatie tussen hem en verdachte, een relatie begonnen en getrouwd en gaan samenwonen met een andere man, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , terwijl zij dit verborgen hield voor die [naam 1] , en
- het voorwenden van voor haar, verdachte, bedreigende situaties, waarvoor beveiliging nodig was, immers heeft zij, verdachte, die [naam 1] verteld dat er sprake was een continue (be)dreiging van/voor haar, verdachte, en haar omgeving, waarbij ook sprake zou zijn van fysieke aanvallen tegen haar, verdachte, en haar omgeving, voor welke situatie geld nodig was om haar bedreigers en haar beveiliging te kunnen betalen, terwijl geen dreiging en/of bedreigende situaties tegen haar, verdachte, en/of haar omgeving bestonden waarvoor beveiliging nodig was, en
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 1] voorgehouden dat zij de beschikking had over een grote hoeveelheid geld, dat onder andere afkomstig zou zijn vanuit haar kapsalons en het bezit van vastgoed en voertuigen en een erfenis van een stiefgrootvader, te weten [naam 2] , terwijl van geen enkel dergelijk vermogen is gebleken;
2.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van
7 oktober2016 tot en met 15 juli 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte, en haar mededaders telkens (van) geldbedragen van in totaal
5.579.000euro, overgedragen en omgezet en gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Dagvaarding II (parketnummer: 09/214477-22)
1.
zij op 5 oktober 2021 te 's-Gravenhage, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 125.000 euro, door
- het voorwenden van een situatie waarin zij, verdachte, niet bij haar eigen bankrekeningen en vermogen kon komen om betalingen te verrichten, immers heeft zij, verdachte, die [naam 3] verteld dat er sprake was een blokkade van haar bankrekening door de bank vanwege fraude, terwijl van geen blokkade van bankrekening is gebleken, en
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot (toekomstig) financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 3] voorgehouden dat zij de beschikking zou krijgen over een grote hoeveelheid geld en heeft zij, verdachte, een leenovereenkomst afgesloten met [bedrijfsnaam 1] B.V. om het bedrag van 125.000 euro met rente binnen 3 dagen terug te betalen, terwijl van geen enkel dergelijk vermogen is gebleken;
3.
zij op 24 september 2021 te 's-Gravenhage, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000 euro, door
- het voorwenden van een situatie waarin zij, verdachte, niet bij haar eigen bankrekening en vermogen kon komen om betalingen te verrichten, immers heeft zij, verdachte, die [naam 4] verteld dat er sprake was een blokkade van haar bankrekening door de bank vanwege fraude, terwijl van geen blokkade van bankrekeningen en/of groot vermogen is gebleken, en
- het in strijd met de waarheid zich voordoen als een persoon met een groot (toekomstig) financieel vermogen, immers heeft zij, verdachte, die [naam 4] voorgehouden dat zij de beschikking zou krijgen over een grote hoeveelheid geld en heeft zij, verdachte, die [naam 4] verteld dat
hij, bovenop de 5.000 euro, 1.000 euro extra terug zou krijgen, terwijl van geen enkel dergelijk vermogen is gebleken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij heeft aangevoerd dat de verdachte al veel negatieve gevolgen heeft ondervonden van deze strafzaak, waaronder een periode in detentie onder beperkingen en media-aandacht waarin zij met naam en toenaam is genoemd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van drie personen en het medeplegen van gewoontewitwassen.
Gedurende een periode van ruim viereneenhalf jaar heeft de verdachte [naam 1] , met wie zij een gedeelte van die periode ook een liefdesrelatie had, bewogen tot de afgifte van ruim vijfeneenhalf miljoen euro. De verdachte heeft, nadat zij die relatie is aangegaan, [naam 1] voorgewend dat zij continu werd afgeperst door een ex-vriend en dat zij geld nodig had in verband met die afpersing, maar ook voor beveiliging voor haar én [naam 1] en diens zoon. Zelf kon zij tijdelijk niet over geld beschikken nu er beslag lag op een haar toekomende erfenis van miljoenen, zo vertelde zij. [naam 1] , die in de verdachte zijn soulmate en liefde van zijn leven zag, wilde dat haar niets overkwam en ging over tot het overmaken van grote geldbedragen. Naast het veinzen van de afpersing en benodigde beveiliging en het beschikken over een groot vermogen uit de erfenis, vastgoed en dure auto’s, is de verdachte na enkele jaren - buiten medeweten van [naam 1] - getrouwd met een andere man, medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte heeft [naam 1] in de waan gelaten dat zij nog steeds een exclusieve liefdesrelatie hadden. De man is doorgegaan met het overmaken van grote hoeveelheden geld. Dit geld werd echter niet aangewend ten behoeve van afpersing of beveiliging, maar werd gebruikt voor heel andere dingen. De verdachte heeft op een harteloze wijze misbruik gemaakt van haar liefdes- en vertrouwensrelatie met [naam 1] .
De verdachte heeft het door [naam 1] overgeboekte geld vervolgens witgewassen door het (met behulp van bankrekeningen van onder andere een vriendin, te weten medeverdachte [medeverdachte 2] ) over te maken naar medeverdachte [medeverdachte 2] en haar eigen dochter (medeverdachte [medeverdachte 4] ). Ook heeft ze het geld uitgegeven aan familie, vrienden, luxe goederen, reizen en investeringen in bedrijven die zij had opgezet met medeverdachte [medeverdachte 1] , met wie zij ondertussen getrouwd was. De uitbundig gevierde huwelijksdag, met paarden en koetsen, is nota bene bekostigd met het door de oplichting verkregen geld.
De verdachte heeft degene die haar jaren liefhad op een zeer geraffineerde wijze om de tuin geleid. Naast het feit dat hij daardoor heel veel geld is kwijtgeraakt, heeft hij door de verhalen van de verdachte over de dreiging, ook richting hem, jaren in angst geleefd en is zijn vertrouwen in mensen en in relaties geschaad. Het slachtoffer heeft in zijn slachtofferverklaring treffend naar voren gebracht hoe anders zijn leven eruit ziet na het handelen van de verdachte.
Het slachtoffer heeft ervaren dat zijn huis, zijn persoonlijke leefomgeving en zijn familie gevangen zijn geraakt in een web van leugens, dat gespannen is door degene die hij beschouwde als zijn geliefde. Dat moet zeer ingrijpend zijn. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat zij haar eigen financiële belang kennelijk boven ieder ander belang van het slachtoffer heeft gesteld. De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
Bovendien ziet de rechtbank in de wijze waarop de verdachte zich heeft opgesteld – na haar aanhouding, gedurende het onderzoek en ter terechtzitting – dat de verdachte zich alleen maar lijkt te bekommeren om haar eigen belang. Van oog voor het belang van anderen, het slachtoffer [naam 1] in de eerste plaats, is de rechtbank op geen enkel moment gebleken. Integendeel, gedurende het onderzoek als ook ter terechtzitting heeft de verdachte geen enkel berouw getoond. Ze heeft het slachtoffer meermalen verwijten gemaakt en herhaaldelijk en onnodig iets geroepen over zijn persoonlijke voorkeuren, kennelijk in een poging om haar lezing van de feiten kracht bij te zetten. De rechtbank weegt deze houding in het nadeel van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Ook heeft de verdachte nadien geen oog gehad voor andere mensen die zij heeft betrokken in haar web van leugens; de verdachte heeft niet nagelaten om anderen in een kwaad daglicht te stellen en schuift onwaarheden in hun schoenen. Het handelen van de verdachte heeft niet alleen op [naam 1] , maar ook op medeverdachte [medeverdachte 1] , de man met wie zij enkele jaren geleden is getrouwd, een grote impact gehad. Als enig directeur en aandeelhouder werd hij geconfronteerd met de vele problemen die zijn ontstaan bij hun gezamenlijke ondernemingen, die de door de verdachte gegeven naam [bedrijfsnaam 2] droegen. Hij is achtergebleven met torenhoge schulden, waarvoor (onder meer door deze strafzaak) nog geen regeling is getroffen. Ook medeverdachte Mulder, de vriendin die bankrekeningen aan de verdachte ter beschikking heeft gesteld, is financieel getroffen.
Verder heeft de verdachte nog twee kennissen van haar opgelicht voor respectievelijk € 125.000,- en € 5.000,-. Tegen deze personen heeft zij zich op eenzelfde manier vermogend voorgedaan en voorgewend dat zij tijdelijk niet over geld kon beschikken, ditmaal vanwege fraude met haar bankrekening/-pas. Het gemak waarmee zij ook tegen mensen in haar naaste omgeving leugens heeft verspreid om aan geld te komen, is verbazingwekkend.
De verdachte is jarenlang doorgegaan met het verspreiden van leugens. Slechts door ingrijpen van de politie is een eind gekomen aan de handelswijze van de verdachte in deze zaken.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 30 oktober 2024. Hieruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen Reclassering Nederland over de verdachte heeft gerapporteerd in rapporten van 26 januari 2022, 9 oktober 2023 en
27 november 2024. De reclassering komt voor de ontkennende verdachte tot de conclusie dat de reclasseringsbemoeienis zoals die bestond tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, niet voortgezet behoeft te worden nu dit geen meerwaarde zal hebben. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De straf
Het zwaartepunt van de bewezenverklaarde feiten ligt bij de langdurige oplichting van de voormalige partner van de verdachte alsook het gewoontewitwassen van het verkregen astronomische bedrag van ruim vijfeneenhalf miljoen euro.
Oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht kent een strafmaximum van vier jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gewoontewitwassen kent een strafmaximum van acht jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geven als bandbreedte voor fraude met een benadelingsbedrag van € 1.000.000,- en hoger, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 24 maanden en de maximale onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Als factoren die tot strafvermeerdering dan wel strafvermindering kunnen leiden, worden onder meer vermeld de duur van de gedraging, de mate waarin het ontstane nadeel ongedaan is gemaakt en de mate waarin de verdachte voordeel heeft verkregen.
Gelet op de ernst van de feiten en de houding van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Dat de strafzaak tegen de verdachte vanwege media-aandacht in de landelijke pers impact heeft gehad op haar, kan de rechtbank volgen. De rechtbank zal daar echter geen rekening mee houden in het voordeel van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met haar handelen die media-aandacht over zichzelf afgeroepen. Bovendien heeft ze ook zelf media-aandacht opgezocht.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt met betrekking tot de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld op 23 november 2021 en op dat moment is de termijn aangevangen. Met de inhoudelijke behandeling vanaf 6 december 2024 ligt er ruim drie jaren tussen die twee momenten. Daarmee komt de rechtbank tot de vaststelling dat de redelijke termijn dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren, met één jaar is overschreden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om gevolgen te verbinden aan die overschrijding, nu deze verband houdt met omstandigheden aan de zijde van de verdachte. De verdachte is veelvuldig gewisseld van raadsman/-vrouw, waardoor niet alleen onderzoekswensen buitengewoon laat zijn ingediend maar zelfs de - eerder geplande - inhoudelijke behandeling in oktober 2023 geen doorgang kon vinden. De daarmee opgelopen vertraging en de overschrijding van de redelijke termijn komen daarom voor rekening van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op al hetgeen is overwogen een gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden is.
Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis met ingang van 8 maart 2022 geschorst tot aan het moment van deze einduitspraak. Daardoor zal de voorlopige hechtenis met ingang van heden herleven.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen
[naam 1] , [naam 4] en [naam 6] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
[naam 1] vordert een schadevergoeding van € 6.198.355,44, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit
€ 1.688.355,44 aan materiële schade en, na verhoging door de raadsman ter terechtzitting van 6 december 2024, € 10.000,- aan immateriële schade.
[naam 4] vordert een schadevergoeding van € 5.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit
€ 5.000,- aan materiële schade en € 450,- aan immateriële schade.
[naam 6] en vordert een schadevergoeding van € 33.520,01, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, te weten:
  • voorgeschoten geldbedragen en geldleningen à € 23.020,01;
  • onbetaalde factuur à € 10.500,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [naam 1]
De officier van justitie heeft gevorderd dat, gelet op de door hem gerekwireerde bewezenverklaring, de vordering tot materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.579.000,-. Deze vordering kan hoofdelijk worden toegewezen. De vordering tot materiële schade dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen.
In totaal komt er een bedrag van € 5.589.000,- voor toewijzing in aanmerking, vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [naam 4]
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot materiële schade in het geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende is onderbouwd en dat de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Benadeelde partij [naam 6]
De officier van justitie heeft gevorderd dat, gelet op de door hem gerekwireerde bewezenverklaring, de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 15.270,21, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [naam 1]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de beoordeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient volgens de raadsvrouw in zijn geheel te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Benadeelde partij [naam 4]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade primair op het standpunt gesteld dat verdachte niet verantwoordelijk is voor de ontstane schade, nu de leenovereenkomst gesloten is met [bedrijfsnaam 2] en niet met verdachte. Volgens de raadsvrouw dient medeverdachte [medeverdachte 1] te worden aangesproken voor het vergoeden van deze schade.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering tot immateriële schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd.
Benadeelde partij [naam 6]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de post ‘onbetaalde factuur’ moet worden afgewezen, omdat hiervoor de rechtsgrond ontbreekt. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering
niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [naam 1]
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I bewezenverklaarde, te weten de oplichting van [naam 1] en gewoontewitwassen ter grootte van € 5.579.000,-. Uit de bewezenverklaring volgt dat de verdachte de benadeelde partij voor het voornoemde bedrag heeft opgelicht en dit bedrag vervolgens heeft witgewassen. Het voornoemde bedrag is daarmee het rechtstreekse gevolg van het strafbare handelen van de verdachte en dus toewijsbaar.
Ten aanzien van het meerdere wordt de verdachte vrijgesproken. Daarom zal de rechtbank de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevorderd op grond van artikel 6:106 sub b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), wegens schending van zijn eer of goede naam dan wel aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’. Voor de beoordeling of er sprake is van een dergelijke schending en/of aantasting, is het van belang dat degene die zich hierop beroept dit met concrete gegevens onderbouwt. Bij oplichting doet zich immers niet het geval voor dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Voor zover de benadeelde partij zijn vordering heeft gebaseerd op de aantasting in zijn persoon op andere wijze, is door de advocaat aangevoerd dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen en er aldus sprake is van psychologische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van deze gevolgen echter onvoldoende onderbouwd. Er zijn ter onderbouwing van het standpunt geen objectieve gegevens verschaft (zoals een medische of deskundige rapportage) of andere informatie verstrekt. Daardoor kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de benadeelde partij door het handelen van de verdachte op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Verder is de rechtbank van oordeel dat een schending van de eer of goede naam onvoldoende is onderbouwd. De enkele verwijzing naar een krantenartikel dat is verschenen op de dag voor aanvang van de inhoudelijke behandeling en de houding van de verdachte ter terechtzitting, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Uit de onderbouwing van de benadeelde partij blijkt niet dat de media op direct herleidbare wijze met de naam van de benadeelde partij is omgegaan. Dat zijn identiteit door toedoen van de verdachte publiekelijk kenbaar is gemaakt, is niet gebleken. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat sprake is van een schending van de eer of goede naam.
Het immateriële gedeelte van de vordering is, gelet op het voorgaande, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade dan ook afwijzen.
Slotsom
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 5.579.000,-, geheel bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de benadeelde partij voor zover deze ziet op overige materiële schade niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 juli 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade in elk geval vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de oplichting geldt dat de verdachte deze alleen heeft gepleegd. Wat betreft het witwassen is sprake van medeplegen, maar op basis van het strafrechtelijke onderzoek kan worden vastgesteld dat het voor alle betrokkenen gaat om verschillende bedragen. Gelet op de aanzienlijke onderlinge verschillen tussen de verdachte enerzijds en mededaders anderzijds acht de rechtbank het niet aangewezen om de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I bewezenverklaarde worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door het bewezenverklaarde aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.579.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
Benadeelde partij [naam 4]
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 5.000,-. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade dan ook volledig toewijzen.
Immateriële schade
Voor het juridische kader ten aanzien van de rechtsgrond voor toekenning van immateriële schade wordt kortheidshalve verwezen naar wat hiervoor is overwogen.
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij een vriendschapsrelatie had met de verdachte, waarvan de verdachte misbruik maakte door om financiële hulp te vragen terwijl hij persoonlijk in een moeilijke situatie zat. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit heel vervelend is, is deze onderbouwing onvoldoende om te kunnen spreken van aantasting in de persoon op andere wijze. Daarom zal de gevraagde immateriële schadevergoeding worden afgewezen.
Slotsom
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 5.000,-, geheel bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 september 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] .
Benadeelde partij [naam 6]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alle op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) genoemde voorwerpen voor teruggave aan de verdachte in aanmerking komen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en dagvaarding II onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
dagvaarding I (parketnummer: 09/195919-21), feit 1
oplichting, meermalen gepleegd;
dagvaarding I (parketnummer: 09/195919-21), feit 2:
medeplegen van gewoontewitwassen;
dagvaarding II (parketnummer: 09/214477-22), feit 1:
oplichting;
dagvaarding II (parketnummer: 09/214477-22), feit 3:
oplichting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden eindigt;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.579.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de vordering tot materiële schade voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] ten aanzien van de immateriële schade af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [naam 1] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 4] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 4] ten aanzien van de immateriële schade af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [naam 4] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 6] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 6] en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de schadevergoedingsmaatregelen;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.579.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 310 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij [naam 1] de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 4] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 50 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij [naam 4] de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan [de verdachte] van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Horloge (PL1500-DHRBB21008_697453);
  • 1 STK Computer (DHRBB21008_697370, iMac).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer DHRBB21008, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Team financieel-economische criminaliteit, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 3153).
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-002.2, van 21 juli 2021, p. 1673.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.4, van 29 november 2021, p. 1704.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-002.2, van 21 juli 2021, p. 1674 en 1678.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1, van 12 juli 2021 p. 1664.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-002.2, van 21 juli 2021, p. 1675.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.3, van 29 september 2021, p. 1697 en proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.4, van 29 november 2021, p. 1704.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1, van 12 juli 2021 p. 1668.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1, van 12 juli 2021, p. 1666-1667, 1669.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1, van 12 juli 2021, p. 1668, en bijlage
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-002.2, van 21 juli 2021, p. 1676.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1, van 12 juli 2021, p. 1669.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-002.2, van 21 juli 2021, p. 1676.
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1, van 12 juli 2021, p. 1665.
15.Proces-verbaal van bevindingen AMB-013, van 15 september 2021, p. 323.
16.Proces-verbaal van bevindingen AMB-180, van 14 maart 2022, p. 1542 en 1543.
17.Proces-verbaal van bevindingen AMB-033, van 22 oktober 2021, p. 505-506.
18.Proces-verbaal van bevindingen AMB-012, van 10 september 2021, p. 299 en 307.
19.Proces-verbaal van bevindingen AMB-145, van 27 januari 2022, p. 1307.
20.Proces-verbaal van bevindingen AMB-002, van 1 augustus 2021, p. 201.
21.Proces-verbaal van bevindingen AMB-133, van 18 januari 2022, p. 1189.
22.Proces-verbaal van bevindingen AMB-037, van 26 oktober 2021, p. 527-530.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [de verdachte] V-001.3, van 1 december 2021, bijlage p. 1935.
24.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] , A.001.1, van 12 juli 2021, p. 1666.
25.Proces-verbaal van bevindingen AMB-017, van 21 september 2021, p. 372 en 374-375.
26.Proces-verbaal van bevindingen AMB-018, van 21 september 2021, p. 376 en 385-386.
27.Proces-verbaal van bevindingen AMB-019, van 21 september 2021, p. 387 en 390-391.
28.Proces-verbaal van bevindingen AMB-020, van 21 september 2021, p. 392 en 397.
29.Proces-verbaal van bevindingen AMB-021, van 21 september 2021, p. 398 en 401.
30.Proces-verbaal van bevindingen AMB-022, van 21 september 2021, p. 402 en 416-417.
31.Proces-verbaal van bevindingen AMB-024, van 7 oktober 2021, p. 434-435.
32.Proces-verbaal van bevindingen AMB-022, van 21 september 2021, p. 407-415.
33.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] A-001.1 van 12 juli 2021, p. 1668.
34.Proces-verbaal van bevindingen AMB-022, van 21 september 2021, p. 402.
35.Proces-verbaal van bevindingen AMB-024, van 7 oktober 2021, p. 432-433.
36.Proces-verbaal van bevindingen AMB-036, van 3 november 2021, p. 520-525.
37.Proces-verbaal van bevindingen AMB-159, van 11 februari 2022, p. 1388-1394.
38.Proces-verbaal van bevindingen AMB-014, va 15 september 2022, bijlage p. 353.
39.Proces-verbaal van bevindingen AMB-025, van 1 oktober 2021, p. 444-446.
40.Proces-verbaal van bevindingen AMB-119, van 23 december 2021, p. 1118.
41.Proces-verbaal van bevindingen AMB-042, van 1 november 2021, p. 557-559.
42.Proces-verbaal van bevindingen AMB-002, van 1 augustus 2021, p. 200.
43.Proces-verbaal van bevindingen AMB-042, van 1 november 2021, p. 557-559.
44.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] G-001.1, van 26 november 2021, p. 1733 en 1735.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] V-006.1, van 26 januari 2022, p. 2427.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] V-006.1, van 26 januari 2022, p. 2440-2451.
47.Proces-verbaal van bevindingen AMB-012, van 10 september 2021, p. 311.
48.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] V-003.3, van 28 november 2021, p. 2386.
49.Proces-verbaal van bevindingen AMB-047, van 5 november 2021, p. 571-572.
50.Proces-verbaal van bevindingen AMB-079, van 19 november 2021, p. 809-816; proces-verbaal van bevindingen AMB-159, van 11 februari 2022, p. 1392, 1393, 1396 en 1397.
51.Proces-verbaal van bevindingen AMB-079, van 19 november 2021, p. 816.
52.Proces-verbaal van bevindingen AMB-015, van 21 september 2021, p. 358.
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] G-006, van 29 november 2021, p. 1768.
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] G-007.1, van 30 november 2021, p. 1779.
55.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] G-009.1, van 1 december 2021, p. 1806.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] V-003.1, van 24 november 2021, p. 2368; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] V-003.2, van 25 november 2021, p. 2375.
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] V-002.3, van 2 december 2021, p. 2296-2297.
58.Proces-verbaal van bevindingen AMB-049, van 10 november 2021, bijlage p. 580 en 584.
59.Proces-verbaal van bevindingen AMB-023, van 21 september 2021, p. 418-419.
60.Proces-verbaal van bevindingen AMB-149, van 2 februari 2022, p. 1324 en 1327.
61.Proces-verbaal van bevindingen AMB-061, van 18 november 2021, p. 695.
62.Proces-verbaal van bevindingen AMB-015, van 21 september 2021, p. 356 en 357.
63.Proces-verbaal van bevindingen AMB-180, van 14 maart 2022, p. 1539 en 1545.
64.Proces-verbaal van bevindingen AMB-190, van 4 april 2022, p. 1643.
65.Proces-verbaal van bevindingen AMB-136, van 19 januari 2022, p. 1218.
66.Proces-verbaal van bevindingen AMB-111, van 7 december 2021, p. 1050.
67.Proces-verbaal van bevindingen AMB-136, van 27 december 2021, bijlage p. 1221.
68.Proces-verbaal van bevindingen AMB-059, van 12 november 2021, p. 664.
69.Proces-verbaal van bevindingen AMB-115, van 15 december 2021, p. 1101.
70.Proces-verbaal van bevindingen AMB-015, van 21 september 2021, p. 358.
71.Proces-verbaal van bevindingen AMB-146, van 28 januari 2022, p. 1312.
72.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] G-006, van 29 november 2021, p. 1767.
73.Proces-verbaal van bevindingen AMB-059, van 12 november 2021, p. 654-656.
74.Proces-verbaal van bevindingen AMB-115, van 15 december 2021, p. 1101.
75.Proces-verbaal van bevindingen AMB-015, van 21 september 2021, p. 358.