ECLI:NL:RBDHA:2024:21967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
NL24.2911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Syrië - Niet-tijdig beslissen en intrekking besluit

In deze zaak heeft eiser op 26 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De asielaanvraag was op 30 september 2022 ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft pas op 15 juli 2024 een besluit genomen, dat vervolgens op 16 december 2024 werd ingetrokken. De rechtbank heeft op 19 december 2024 de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.E. de Poorte, aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. R.A. Mandersloot. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het ingetrokken besluit niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag is echter gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de bekendmaking van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.750. De rechtbank heeft benadrukt dat zorgvuldigheid in deze zaak prevaleert boven snelheid, en dat het 8+8-weken model van toepassing is, waarbij verweerder binnen acht weken een aanvullend gehoor moet houden en binnen acht weken daarna een nieuw besluit moet nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2911
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Eiser heeft op 26 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 15 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [1] heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken op 16 december 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag,
gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van bekendmaking van deze
uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van
deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100 per dag, voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.

Overwegingen

1. Deze procedure is gestart als een beroep tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op eisers asielaanvraag van 30 september 2022. Op 15 juli 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen. Het beroep richt zich ook op dit besluit. Het bestreden besluit is vervolgens ingetrokken op 16 december 2024. Niet is gebleken dat eiser een belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het ingetrokken bestreden besluit. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk voor zover het gericht is tegen het bestreden besluit.
2. Nu het besluit is ingetrokken, resteert het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag. Dit beroep is zonder meer gegrond. Verweerder dient immers een nieuw besluit te nemen. Op 9 december 2024 heeft verweerder een beslis- en vertrekmoratorium ingesteld. Dit houdt in dat verweerder in asielzaken van Syrische vreemdelingen geen besluit hoeft te nemen tot meer duidelijk is over de gevolgen van de machtswisseling in Syrië. Uit de bijbehorende beslisnota van 9 december 2024 volgt dat het moratorium niet van toepassing is op eiser, omdat de uiterste termijn van 21 maanden [2] is overschreden. Dit maakt dat verweerder toch een besluit dient te nemen op eisers asielaanvraag.
3. Normaliter legt de rechtbank in een dergelijke situatie een beslistermijn van twee weken op [3] , ook omdat de zaak al zo lang voortduurt. Verweerder heeft echter verzocht om het 8+8-weken model te hanteren. [4] Verweerder is namelijk voornemens om eiser aanvullend te horen. Dit kan leiden tot een nieuw voornemen, waarop eiser eerst moet kunnen reageren voordat een nieuw besluit kan volgen. Dit kost ook veel tijd.
4. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat zorgvuldigheid prevaleert boven snelheid. De rechtbank gaat er hierbij wel van uit dat verweerder zich kan houden aan het 8+8-weken model, ook omdat er voor verweerder tijd zal vrijkomen, nu in veel zaken niet hoeft te worden beslist door het beslis- en vertrekmoratorium. Gelet op het voorgaande willigt de rechtbank het verzoek van verweerder om toepassing van het 8+8-weken model in. Dit betekent dat verweerder gehouden is om binnen acht weken het aanvullend gehoor te houden en binnen een termijn van acht weken hierna een nieuw besluit op de aanvraag bekend moet maken.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 15.000.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1). De voor beroepen wegens niet tijdig beslissen gebruikelijke lichte wegingsfactor wordt niet toegepast omdat het beroep en de werkzaamheden gericht waren op de inhoud van het bestreden besluit.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier.
Het proces-verbaal van deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop het proces-verbaal van deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
3.Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, kan de bestuursrechter het
4.Zoals passend is geacht door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.