ECLI:NL:RBDHA:2024:21975
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 14 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 1 augustus 2023 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 6 september 2024 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft het beroep gehandhaafd voor zover de minister niet vrijwillig de proceskosten vergoedt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank wijst erop dat de veroordeling in proceskosten geregeld is in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep is ingetrokken omdat de minister aan eiser tegemoet is gekomen, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag op 1 februari 2024 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3. Hierdoor eindigde de beslistermijn voor eiser pas op 1 november 2024. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 13 februari 2024 te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan op 20 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.