In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 29 september 2023, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De wettelijke beslistermijn zou in dit geval op 29 maart 2024 eindigen. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 26 augustus 2024 prematuur is ingediend, omdat de verlengde termijn nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is, maar in dit geval was de termijn nog niet verstreken. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze beslissing.