ECLI:NL:RBDHA:2024:22029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
NL24.50539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a Vreemdelingenwet 2000; verzoek om schadevergoeding afgewezen

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 13 december 2024, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd. Op 18 december 2024 werd deze maatregel opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding, wat ook als beroep werd aangemerkt. Eiser heeft geen gronden van beroep ingediend, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. De rechtbank heeft het onderzoek op 24 december gesloten.

De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest voorafgaand aan de opheffing. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals vermeld door verweerder, feitelijk juist waren en voldoende gemotiveerd. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50539

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 18 december 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld bij brief van 19 december 2024, geen gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 23 december 2024 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek op 24 december gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de zware gronden 3a en 3e en lichte gronden 4c en 4d feitelijk juist zijn. Voor zover nodig zijn deze gronden ook voldoende gemotiveerd en kunnen deze de maatregel van bewaring dragen.
5. Verder leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.