Uitspraak
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de vaststelling dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Eiser, een Poolse nationaliteit, heeft een zwervend bestaan en is meerdere keren in aanraking gekomen met politie en justitie. De rechtbank behandelt ook het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening. Bij besluit van 24 oktober 2022 heeft de minister van Asiel en Migratie vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft, en dit besluit is in stand gehouden na bezwaar. De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging. Eiser heeft zes jaar in Nederland gewerkt, maar de rechtbank vindt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat het ontbreken van werk en de strafrechtelijke antecedenten van eiser zwaar meewegen in de belangenafweging. De rechtbank concludeert dat de minister de verwijderingsmaatregel op goede gronden heeft opgelegd en dat eiser voldoende is geïnformeerd over de beëindiging van zijn verblijf. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard.