ECLI:NL:RBDHA:2024:22051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
NL24.8686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen terugkeerbesluit wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Colombiaanse studente, tegen een terugkeerbesluit dat haar is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Het terugkeerbesluit, dat op 14 februari 2024 is genomen, verplicht eiseres om binnen vier weken de Europese Unie te verlaten, omdat zij niet of niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Eiseres is het niet eens met dit besluit en voert aan dat het disproportioneel is en haar in haar vrijheid beperkt. Ze stelt dat ze bedreigd wordt door haar broer bij terugkeer naar Colombia en dat er minder verstrekkende maatregelen genomen hadden kunnen worden om haar verblijfsstatus te regelen. Daarnaast beroept zij zich op artikel 8 van het EVRM, omdat zij familie en vrienden in Nederland heeft.

De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres de gronden van beroep niet tijdig heeft ingediend, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan haar kan worden toegerekend. De gemachtigde voerde aan dat er een digitale storing was op 5 april 2024, waardoor de gronden niet konden worden ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat er geen bewijs is voor deze storing en dat in een andere zaak de gronden wel tijdig zijn ingediend. Hierdoor concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, en eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8686

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het terugkeerbesluit dat aan haar is opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1994. Bij het bestreden besluit van 14 februari 2024 heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd, inhoudende dat eiseres binnen vier weken de Europese Unie dient te verlaten. Verweerder heeft een terugkeerbesluit aan eiseres opgelegd, omdat is gebleken dat zij niet of niet langer rechtmatig in Nederland verblijft.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Eiseres is student in Spanje en heeft zich nooit aan het verkeer onttrokken. Het terugkeerbesluit is disproportioneel, omdat het terugkeerbesluit eiseres in haar vrijheid beperkt en verstrekkende gevolgen heeft voor haar toekomst. Het terugkeerbesluit voelt daarom als een strafmaatregel. Bij terugkeer zal eiseres worden bedreigd door haar broer. Er hadden bovendien andere minder verstrekkende maatregelen genomen kunnen worden om haar verblijfsstatus te regelen. De uitzetting van eiseres is daarnaast in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] nu zij familie en vrienden heeft in Nederland. Bij het nemen van het terugkeerbesluit heeft verweerder geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Een beroep wordt alleen inhoudelijk behandeld als de gronden van beroep kenbaar zijn gemaakt. In dit geval heeft de gemachtigde van eiseres de gelegenheid gehad om het verzuim op dit punt te herstellen. Dit heeft hij niet gedaan binnen de termijn die daarvoor door de rechtbank is gesteld.
4.1.
De gemachtigde van eiseres heeft het volgende aangevoerd als reden voor de termijnoverschrijding. Op 5 april 2024 was sprake van een digitale storing waardoor de gronden niet konden worden ingediend via het digitale systeem van de rechtbank. De gemachtigde van eiseres heeft dit onderbouwd met drie schermafbeeldingen. De gemachtigde van eiseres heeft verklaard dat hij daarom de gronden op 5 april 2024 heeft gemaild naar de rechtbank. Nadat de gemachtigde op 10 april 2024 door de rechtbank op de hoogte is gesteld van het verzuim, is de gemachtigde gebleken dat de e-mail met de gronden niet is verstuurd, maar dat alleen een concept is aangemaakt. Ter onderbouwing heeft hij een schermafbeelding ingebracht waaruit volgt dat hij een e-mail met de gronden in concept heeft aangemaakt. Volgens de gemachtigde van eiseres was er sprake was van een internetstoring, waardoor het concept niet daadwerkelijk is verzonden.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres niet heeft onderbouwd dat er een internetstoring was waardoor de e-mail met gronden niet verzonden kon worden. Bovendien heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat hij op 5 april 2024 ook de gronden in een andere zaak naar de rechtbank heeft gemaild in verband met de storing van het digitale systeem van de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat in die zaak de gronden wel per e-mail zijn ontvangen door de rechtbank. Niet valt in te zien dat de gronden in deze zaak dan niet verstuurd konden worden vanwege een internetstoring.
4.3.
Gelet op al het voorgaande heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan haar verweten kon worden. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.