ECLI:NL:RBDHA:2024:22058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
AWB24/16596 en AWB24/21443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen buiten behandeling stelling aanvraag verblijfsvergunning regulier

Op 24 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een vreemdeling met een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier, bezwaar heeft gemaakt tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag. De aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie op 10 oktober 2024 buiten behandeling gesteld, omdat verzoeker niet alle benodigde documenten had ingediend. Verzoeker heeft op 17 oktober 2024 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij niet uitgezet wilde worden zolang er nog geen beslissing op zijn bezwaar was genomen. Op 23 december 2024 diende verzoeker een aanvullend verzoek in, omdat hij op 28 december 2024 zou worden uitgezet. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer AWB 24/21443 niet-ontvankelijk was, omdat verzoeker geen bezwaar had gemaakt tegen de kennisgeving van zijn uitzetting. Het verzoek met zaaknummer AWB 24/16596 werd afgewezen, omdat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat zijn aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld en dat zijn argumenten over mogelijke schending van mensenrechten niet overtuigend waren, gezien eerdere uitspraken van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/16596 en AWB 24/21443

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 december 2024 in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: F.S. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf bij partner buiten behandeling gesteld.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder op 17 oktober 2024 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij niet zal worden uitgezet zolang niet op het bezwaar is beslist [1] .
Op 23 december 2024 heeft verzoeker nog een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, omdat op 13 december 2024 een kennisgeving is gedaan dat verzoeker op 28 december 2024 zal worden uitgezet [2] .
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb [3] kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Omdat uitzetting van verzoeker gepland staat op 28 december 2024, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een spoedeisend belang.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek met zaaknummer AWB 24/16595 af en verklaart het verzoek met zaaknummer AWB 24/21443 niet-ontvankelijk. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker geen bezwaar heeft gemaakt tegen de kennisgeving van 13 december 2024 dat hij op 28 december 2024 zal worden uitgezet. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met zaaknummer AWB 24/21443 is niet-ontvankelijk, omdat niet is voldaan aan het connexiteitsvereiste [4] .
6. Bij de beoordeling van het verzoek met zaaknummer AWB 24/16596 acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft.
7. Verzoeker voert aan dat uitzetting in strijd is met artikel 8 van het EVRM [5] . Hij stelt een relatie te hebben en samen te wonen met [naam]. Verzoeker vindt dat hij de relatie heeft aangetoond door het afleggen van een relatie- en afhankelijkheidsverklaring. Verzoeker kan de relatie moeilijk aantonen met bewijsmiddelen, omdat hij in detentie zit. Verzoeker is in bezwaar nog niet gehoord en verweerder dient volgens verzoeker een belangenafweging te maken. Verder is uitzetting volgens verzoeker in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verzoeker loopt in Algerije gevaar vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Tot slot stelt verzoeker dat zijn identiteit niet bekend is, hij geen paspoort heeft en verweerder niet de beschikking kan hebben over een laissez-passer of andere documenten. Verzoeker is namelijk nooit gepresenteerd bij de ambassade.
8. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat de gegevens die verzoeker aan de IND heeft gestuurd onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van het besluit. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen, maar heeft niet alle benodigde stukken ingestuurd. Volgens verweerder ontbreken bij de aanvraag een volledig ingevulde bijlage verklaring referent, een ingevulde bijlage vragenlijst voor verblijf bij partner inclusief bewijsstukken, een bewijs van samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met referent en bewijsstukken van het feitelijk uitoefenen van familieleven met referent. Bovendien heeft verzoeker niet op alle vragen van verweerder antwoord gegeven.
9. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Verweerder wijst erop dat het ook vanuit bewaring mogelijk is om de juiste documenten te verzamelen en aan te leveren. Verder is verzoekers stelling dat hij niet naar Algerije kan terugkeren al in de asielprocedure beoordeeld, waarbij de gestelde homoseksuele geaardheid van verzoeker ongeloofwaardig is geacht. Verweerder wijst er verder op dat de Algerijnse autoriteiten op 13 september 2024 al een laissez-passer voor verzoeker hebben afgegeven. Verweerder heeft nu verzocht om afgifte van een nieuwe laissez-passer, die op 27 december 2024 kan worden afgehaald bij de diplomatieke vertegenwoordiging.
10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoeker tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker noch bij het bezwaarschrift, noch bij de gronden van zijn verzoek de ontbrekende stukken heeft overgelegd. Niet is gebleken dat het voor eiser vanuit detentie niet mogelijk is om de ontbrekende stukken te overleggen. De enkele, niet onderbouwde stelling van verzoeker dat hij een relatie heeft en dat sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM met zijn partner, leidt evenmin tot het oordeel dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling zou zijn gesteld.
11. De stelling van verzoeker dat zijn uitzetting in strijd is met artikel 3 van het EVRM omdat hij gevaar loopt vanwege zijn homoseksuele geaardheid, leidt niet tot een ander oordeel. Bij uitspraak van 28 november 2024 [6] heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard en daarbij overwogen dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de homoseksuele geaardheid van verzoeker ongeloofwaardig is. Dit oordeel staat in rechte vast.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verzoekers argument dat verweerder niet de beschikking kan hebben over een laissez-passer, in het kader van het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening niet relevant. De voorzieningenrechter beoordeelt immers of verzoekers bezwaar tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij speelt de vraag of verzoeker daadwerkelijk kan worden uitgezet geen rol.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer AWB 24/21443 niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer AWB 24/16596 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.C. Drenten-Boon, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.AWB24/16596.
2.AWB24/21443.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie artikel 8:81 van de Awb.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zaaknummer NL24.40430