ECLI:NL:RBDHA:2024:22067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
C/09/673946 / JE RK 24-1840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2018, momenteel bij pleegouders woont en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige kan niet bij hen wonen vanwege een complexe onderlinge verstandhouding. De kinderrechter heeft eerder, op 28 november 2023, de ondertoezichtstelling verlengd tot 6 december 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde duur verleend. De gecertificeerde instelling heeft nu verzocht om een verlenging van deze maatregelen voor een jaar, omdat de ouders en pleegouders niet in staat zijn om samen te werken in het belang van de minderjarige. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en pleegouders niet aanwezig waren, maar wel correct waren opgeroepen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/673946 / JE RK 24-1840
Datum uitspraak: 3 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
en
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
hierna tezamen te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats 1] ,
[de pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
en
[de pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
hierna tezamen te noemen: de pleegouders,
beiden wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 oktober 2024;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, van 29 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Daarbij was aanwezig:
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De ouders en de pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de ouders en de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij de pleegouders.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 november 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 6 december 2024 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Afgelopen jaar heeft de focus vooral gelegen op het helder krijgen van het opvoedperspectief van [de minderjarige] . Er zijn veel mensen die van [de minderjarige] houden en voor hem willen zorgen. Het is duidelijk geworden dat de ouders en de pleegouders de verzorging en opvoeding niet samen kunnen dragen, vanwege de complexe onderlinge verstandhouding. Het is voor de gecertificeerde instelling een ingewikkeld besluit geweest maar na alle belangen tegen elkaar te hebben afgewogen heeft de gecertificeerde instelling in mei 2024 de visie gevormd dat het voor [de minderjarige] het beste is om weer bij de ouders te gaan wonen. De ouders zijn in staat om goed genoeg ouderschap te kunnen bieden. Daarbij komt dat de vier andere kinderen van de ouders (weer terug) thuis wonen en [de minderjarige] dus de enige is die uit huis geplaatst is. De gecertificeerde instelling heeft de rechtbank daarom verzocht om toestemming voor het wijzigen van de verblijfplaats van [de minderjarige] op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij beschikking van 28 juni 2024 heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen. De gecertificeerde instelling heeft hoger beroep ingesteld tegen die beslissing en de mondelinge behandeling daarvan staat gepland op 6 december 2024. De gecertificeerde instelling verwacht met de uitspraak in het hoger beroep duidelijkheid te krijgen over het opvoedperspectief van [de minderjarige] . Tot die tijd dient [de minderjarige] bij de pleegouders te blijven wonen. Ook is het belangrijk dat er een jeugdbeschermer bij [de minderjarige] betrokken blijft die zicht houdt op zijn ontwikkeling en ervoor zorgt dat de juiste hulp voor hem ingezet blijft worden.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 BW. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [2]
4.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er nog altijd zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft al geruime tijd bij de pleegouders en ontwikkelt zich daar goed. Er zijn nog wel zorgen over het aanhoudende loyaliteitsconflict waarin [de minderjarige] verkeert. [de minderjarige] merkt dat de verstandhouding tussen de ouders en de pleegouders ingewikkeld is. Hij wordt hier (in)direct mee belast en dit heeft een negatieve invloed op zijn ontwikkeling. Het lukt de ouders en de pleegouders niet om op een neutrale en constructieve wijze met elkaar te communiceren en samen afspraken te maken over [de minderjarige] . Dit is met name voor [de minderjarige] heel verdrietig, nu hij zowel van de ouders als de pleegouders houdt. Het laatste jaar is er onduidelijkheid ontstaan over het opvoedperspectief van [de minderjarige] . De ouders hebben hard gewerkt aan hun eigen problematiek en zorgen op dit moment weer voor vier van hun kinderen. De gecertificeerde instelling heeft het afgelopen jaar dan ook een nieuwe opvoedvisie genomen, inhoudende dat [de minderjarige] thuis geplaatst moet worden bij de ouders. De gecertificeerde instelling heeft daartoe toestemming gevraagd aan de rechtbank om de verblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen, maar dat verzoek is afgewezen door de rechtbank. De gecertificeerde instelling heeft hoger beroep ingesteld tegen die beslissing. De kinderrechter is van oordeel dat beide kinderbeschermingsmaatregelen in afwachting van het hoger beroep verlengd dienen te worden. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer blijft noodzakelijk, wat het perspectief van [de minderjarige] ook zal zijn. Voor zowel een uithuisplaatsing als een thuisplaatsing is het nodig dat de jeugdbeschermer zicht blijft houden op de ontwikkeling van [de minderjarige] en ervoor zorgt dat de juiste hulp voor [de minderjarige] en de ouders wordt ingezet. Daarnaast is het belangrijk dat [de minderjarige] bij de pleegouders kan blijven wonen tot er meer duidelijk is over zijn opvoedperspectief.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 6 december 2025;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 6 december 2025;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 17 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.