ECLI:NL:RBDHA:2024:22071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
C/09/674140 / JE RK 24-1867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van het jeugd- en zorgrecht, waarbij de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, die bij de vader wonen, nog steeds behoefte hebben aan een veilige en stabiele omgeving, vooral gezien de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de moeder, ondanks haar inspanningen om haar leven op orde te krijgen, nog steeds problemen heeft met alcoholgebruik en het nakomen van afspraken met de hulpverlening. De vader uitte zijn zorgen over de gedragsproblemen van de kinderen, vooral na omgangsmomenten met de moeder. De kinderrechter oordeelde dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter benadrukte het belang van voortdurende monitoring van de situatie van de kinderen en de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/674140 / JE RK 24-1867
Datum uitspraak: 3 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij te Katwijk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlagen (producties 1 t/m 6) van 28 november 2024;
  • de nagezonden productie 7 van de moeder van 2 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 2] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 2] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [de minderjarige 1] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De kinderen zijn erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 december 2023 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 11 december 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juni 2024 een machtiging verleend om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader tot 11 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de vader te verlengen voor de duur van zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De kinderen wonen sinds 11 december 2023 volledig bij de vader. De gecertificeerde instelling heeft geen zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Wel zijn er nog zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Hoewel de Brijder aangeeft dat het goed gaat met de behandeling en de moeder geen alcohol drinkt, krijgt de gecertificeerde instelling signalen dat de moeder wel weer drinkt. In september 2024 is er een Veilig Thuis melding gemaakt door de politie omdat [de minderjarige 2] verf over de schutting van een vrouw in de buurt had gegooid. De moeder stond erbij en greep niet in. De gecertificeerde instelling heeft hier met de moeder over gesproken en in eerste instantie bagatelliseerde zij de zorgen. [de minderjarige 2] moest vanwege het incident naar Bureau Halt. De moeder is met hem meegegaan. De medewerkster van Bureau Halt constateerde een enorme alcohollucht bij de moeder. Hier zal nog een Veilig Thuis melding over volgen. Ook de vader heeft de moeder met een fles wijn zien lopen. De gecertificeerde instelling heeft dus nog altijd zorgen dat de moeder drinkt. De moeder ontkent dit. Dit maakt het voor de gecertificeerde instelling lastig, omdat de moeder geen openheid van zaken lijkt te geven en de zorgen bagatelliseert. Daarnaast heeft de moeder niet altijd het overzicht over haar afspraken met de hulpverlening, de gecertificeerde instelling en de omgangsafspraken. De gecertificeerde instelling weet niet waar dit door komt. Wel merkt de gecertificeerde instelling dat de moeder soms verward of vergeetachtig overkomt. Ook is het de moeder tot op heden niet gelukt om het boekje voor Words and Pictures (Cardea) te maken, waardoor de kinderen nog altijd geen verhaal kunnen lezen over hun leven en er geen verdere hulpverlening voor hen ingezet kan worden. De kinderen hebben wel behoefte aan behandeling. Zij kampen vermoedelijk met trauma gerelateerde problematiek en hechtingsproblematiek en vertonen gedragsproblemen. De inzet van een behandeling kan alleen slagen als de kinderen een veilige en stabiele woonomgeving hebben en dat hebben zij op dit moment bij hun vader. De gecertificeerde instelling heeft zorgen of de moeder voldoende opvoedvaardigheden heeft om de kinderen voor langere tijd bij zich te hebben. De moeder lijkt overbelast te zijn door haar eigen hulpverlening en er kunnen wat de gecertificeerde instelling betreft op dit moment geen andere afspraken meer bij. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat er hulpverlening voor de kinderen ingezet blijft worden. Daarnaast is het nodig dat de vader en de moeder beter met elkaar leren communiceren. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging uithuisplaatsing bij de vader te verlengen voor de duur van zes maanden, zodat de stabiliteit en continuïteit van de kinderen gewaarborgd kunnen worden. De gecertificeerde instelling had gehoopt al meer duidelijkheid te hebben over het opvoedperspectief van de kinderen, maar dat is door de recente ontwikkelingen niet gelukt.

4.De standpunten

Door en namens de moeder is ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar is verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. De moeder verzoekt primair om afwijzing van dat verzoek en subsidiair dat gefaseerd wordt gewerkt aan een thuisplaatsing bij de moeder. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat een uithuisplaatsing een ultimum remedium is. De moeder meent dat zij in staat is de verzorging en opvoeding van de kinderen weer op zich te nemen. Zij heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt en heeft veel bereikt. Dit wordt ook bevestigd door de Brijder, de bewindvoerder van moeder en haar coach van Aemosa. De moeder is abstinent van alcohol en haar persoonlijke gezondheid is erg vooruit gegaan. Ook is het de moeder gelukt om haar huis op orde te krijgen. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht meldingen te hebben gehad over alcoholgebruik van de moeder. De moeder ontkent dit ten stelligste en dit strookt ook niet met de verklaringen van de Brijder, de organisatie die toezicht houdt op het alcoholgebruik van de moeder. De gecertificeerde instelling heeft ook zorgen geuit of de moeder in staat is om de kinderen structuur en begrenzing te bieden. Volgens de moeder worden er strengere eisen gesteld aan ouders op het moment dat kinderen uit huis zijn geplaatst. De moeder meent dat dit in strijd is met de Nederlandse wet- en regelgeving en dat er niet voortvarend genoeg wordt gewerkt aan een thuisplaatsing van de kinderen. Gelet op het bovenstaande verzoekt de moeder primair om de machtiging uithuisplaatsing bij de vader af te wijzen. Het is in het belang van de kinderen dat zij zo snel mogelijk, al dan niet gedeeltelijk, bij de moeder komen wonen. Daartoe is het nodig dat de omgang met de moeder wordt uitgebreid. De moeder heeft zelf ter zitting naar voren gebracht dat het goed met haar gaat. Zij benadrukt dat zij geen alcohol drinkt. Zij heeft ook periodieke bloedtesten bij de Brijder, die negatief zijn.
De moeder komt haar afspraken met de hulpverlening trouw na. Ook de omgangsmomenten met de kinderen verlopen goed. De moeder ziet de kinderen nu elke vrijdag onbegeleid van 15:45 uur tot 17:45 uur. De moeder helpt de kinderen dan ook met hun schoolwerk. De kinderen vinden het fijn om hun zusje Julia te zien en vinden het prettig dat ze een eigen kamer hebben bij de moeder thuis. Vanuit Cardea is er gekeken naar de interactie tussen de kinderen en de moeder en daar is volgens Cardea niets op aan te merken. Over Words and Pictures geeft de moeder aan de boekjes af te hebben en deze zo snel mogelijk aan de jeugdbeschermer te zullen geven.
4.1.
De vader heeft naar voren gebracht zich grote zorgen te maken over de kinderen. De kinderen – met name [de minderjarige 2] – hebben gedragsproblemen, vooral als ze terug komen van de omgangsmomenten met de moeder. De kinderen zijn dan niet te hanteren, zijn brutaal en doen zorgwekkende uitspraken over het gebruiken van geweld. De vader heeft verder aangegeven de moeder vorige week nog met een fles wijn te hebben zien lopen. Hij gelooft dan ook niet dat zij geen alcohol meer gebruikt. De vader heeft er ook veel moeite mee dat de moeder de gemaakte afspraken niet nakomt, bijvoorbeeld ten aanzien van het kindgesprek van [de minderjarige 2] . De vader had het allemaal goed geregeld, zodat [de minderjarige 2] de dag voor de zitting op gesprek kon komen. Toch heeft de moeder eigenhandig besloten hem mee te nemen naar de zitting, waardoor [de minderjarige 2] eerder van school is gehaald terwijl hij geen onderwijs kan missen. De moeder toont daarmee aan niet in het belang van de kinderen te handelen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding. [2]
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De kinderen hebben al veel meegemaakt in hun leven en zij kampen vermoedelijk met hechtingsproblematiek en trauma. Daarbij vertonen de kinderen beiden gedragsproblematiek, waardoor zij een opvoeder nodig hebben die hen voldoende kan begrenzen en aansturen. De vader is in staat de kinderen dat te bieden. Hoewel de moeder hard aan het werk is om haar leven op orde te krijgen, is het op dit moment te vroeg om de kinderen – al dan niet gedeeltelijk – terug te plaatsen bij de moeder. Er is nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder. Daarnaast is het belangrijk dat de kinderen eerst passende behandeling krijgen, zodat zij de ingrijpende gebeurtenissen uit hun leven een plek kunnen geven. Daarvoor is het nodig dat het traject Words ands Pictures van Cardea wordt afgerond. Dat is tot op heden niet gelukt omdat de moeder haar bijdrage niet inlevert bij de gecertificeerde instelling. Ook is het hierdoor nog niet gelukt om opvoedondersteuning bij de moeder in te zetten. Aangezien de zorgen over de kinderen nog onvoldoende zijn weggenomen, vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de jeugdbeschermer langer bij hen betrokken blijft. De jeugdbeschermer moet zicht houden op de ontwikkeling en opvoedsituatie van de kinderen en moet ervoor zorgen dat de juiste hulpverlening voor de kinderen én de ouders wordt ingezet. De kinderrechter zal het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toewijzen als verzocht. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader verlengen voor de verzochte duur van zes maanden. De komende tijd moet verder gemonitord worden hoe het met de behandeling van de moeder gaat en welke opvoedondersteuning de moeder nodig heeft om weer (gedeeltelijk) voor de kinderen te kunnen zorgen. De kinderrechter vindt het daarbij van belang dat er aandacht blijft voor de omgang tussen de moeder en de kinderen. De gecertificeerde instelling moet blijven onderzoeken of een uitbreiding van de omgang mogelijk is, zolang dit veilig en verantwoord is voor de kinderen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot 11 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de vader tot 11 juni 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 17 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.