ECLI:NL:RBDHA:2024:22073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
NL24.42369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en onrechtmatige binnenkomst

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak van een Colombiaanse eiser die een asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet (Vw). De eiser, geboren in 1996, had op 24 april 2022 asiel aangevraagd en stelde dat hij bedreigd werd door de gewapende groepering Ejército de Liberación Nacional (ELN) in Colombia. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdigheden vertoonden en niet geloofwaardig waren. De rechtbank merkte op dat de eiser na de gestelde bedreigingen nog negen maanden in Colombia had verbleven zonder verdere problemen, wat zijn vrees voor terugkeer ongeloofwaardig maakte.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij te vrezen had voor de ELN en dat hij onrechtmatig Nederland was binnengekomen. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen aanspraak kon maken op de zogenoemde vrije termijn voor kort verblijf, omdat hij zijn verblijf op onrechtmatige wijze had verlengd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42369

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S.K. van der Steen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 op zitting behandeld. Eiser is, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Eiser heeft zich door mr. S.A.M. Fikken als vervanger van zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1996 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Hij heeft op 24 april 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser woonde in [plaats] waar twee gewapende groeperingen actief zijn, namelijk de ELN [2] en de Clan del Golfo. Er zijn problemen ontstaan met de ELN, waarbij een persoon genaamd [naam] de neef van eisers vader heeft vermoord. Daarnaast heeft [naam] eisers familie bedreigd. Na de dood van [naam] zijn eiser en zijn familie bedreigd door leden van de ELN. Als gevolg van deze bedreigingen is eiser gevlucht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht de problemen van eiser met de ELN en de hieruit voortvloeiende vrees bij terugkeer niet geloofwaardig. Volgens verweerder vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Verweerder wijst op tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser, met name over het moment en de reden van de moord op de neef van zijn vader, over de aankondiging en de reden van de represailles door de ELN en de omstandigheden rondom de bedreigingen door [naam] en van de ELN. Daarnaast heeft eiser wisselend verklaard over zijn contact met zijn vader en over de vraag of, en op welke momenten, hij persoonlijk door de ELN is bedreigd. De door eiser overgelegde documenten bieden volgens verweerder geen overtuigend bewijs voor zijn persoonlijke problemen. De documenten betreffen kopieën die niet op echtheid kunnen worden onderzocht en die hooguit de algemene situatie van eisers familie ondersteunen maar niet zijn individuele relaas. Bovendien heeft eiser na de bedreigingen nog ruim negen maanden in Colombia verbleven, gereisd en gewerkt zonder verdere problemen. Verder heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser onrechtmatig Nederland is binnengekomen en, na zijn aankomst in Nederland in 2022, niet direct asiel heeft aangevraagd. Eiser is niet gevraagd naar de reden voor de vertraging in het indienen van zijn asielaanvraag. Verweerder stelt echter dat eiser na het voornemen in de gelegenheid is gesteld om een verschoonbare reden voor de vertraging aan te voeren, maar dat hij hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Er is daarom geen verschoonbare reden voor de vertraging.
4. Eiser voert daartegen aan dat hij Nederland niet onrechtmatig is binnengekomen, omdat hij met een geldig Colombiaans paspoort is ingereisd en niet onder de Schengenvisumplicht valt. Volgens eiser heeft verweerder daarom ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van onrechtmatige binnenkomst of verblijf, wat heeft geleid tot de afwijzing van zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond. Eiser erkent dat hij zich niet direct na binnenkomst in Nederland heeft gemeld, maar stelt dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om dit binnen achtenveertig uur te doen. Verweerder heeft ten onrechte geen gebruik gemaakt van diens discretionaire bevoegdheid. Verder meent eiser dat er wel degelijk aanleiding bestaat om aan hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen. De tegenstrijdigheden in zijn verklaringen raken niet de kern van zijn asielrelaas. Ook ontkent verweerder de relevantie van zijn overgelegde documenten. Eiser kan zich daarom niet met het bestreden besluit verenigen en het beroep richt zich tevens tegen het terugkeerbesluit.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de ELN. Hierbij wordt van belang geacht dat eiser na de gestelde bedreigingen nog geruime tijd in Colombia heeft gebleven. Gedurende deze periode heeft hij gereisd en gewerkt zonder verdere persoonlijke problemen te hebben ondervonden. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser verklaringen over zijn asielrelaas tegenstrijdigheden bevatten, met name ten aanzien van de moord op de neef van zijn vader, de bedreigingen door de ELN en de omstandigheden rondom deze gebeurtenissen. Ook heeft eiser wisselend verklaard over zijn eigen bedreigingen door de ELN en het contact met zijn vader. Wat betreft de door eiser overgelegde documenten heeft verweerder terecht opgemerkt dat deze kopieën betreffen die niet op echtheid kunnen worden gecontroleerd. Bovendien bieden deze stukken slecht ondersteuning voor de algemene situatie van eisers familie maar leveren zij geen concreet bewijs voor de gestelde persoonlijke problemen of individuele vrees van eiser. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat de door eiser gestelde bedreigingen door de ELN en de daaruit voortvloeiende vrees bij terugkeer ongeloofwaardig zijn.
6. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij Nederland is ingereisd met het doel om asiel aan te vragen. Weliswaar betrof dit een rechtmatige binnenkomst, maar heeft eiser zijn verblijf op onrechtmatige wijze verlengd. Gelet op het doel van inreis, kan eiser geen aanspraak maken op de zogenoemde vrije termijn die geldt voor kort verblijf. [3] Verder heeft verweerder terecht overwogen dat het in de lijn der verwachting ligt dat eiser zich zo spoedig mogelijk na binnenkomst meldt bij de eerste beschikbare autoriteiten met het verzoek om bescherming. Het feit dat verweerder tijdens de gehoren niet specifiek heeft gevraagd naar de reden voor het tijdsverloop tussen de binnenkomst van eiser in Nederland en zijn asielaanvraag, doet hier niet aan af. Eiser was namelijk na ontvangst van het voornemen op de hoogte dat hij dit tijdsverloop nader diende toe te lichten. Gelet op het vorenstaande, heeft verweerder terecht artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw aan het besluit ten grondslag gelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eisers asielaanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het terugkeerbesluit is daarvan het wettelijk gevolg. [4]
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag
waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Ejército de Liberación Nacional.
3.Volgt uit artikel 6 van de Verordening (EU) 2016/399 (Schengengrenscode).
4.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.