ECLI:NL:RBDHA:2024:2213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen vaststelling OV-schuld
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de vaststelling van een OV-schuld. Eiser, die studiefinanciering ontving, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin een OV-schuld was vastgesteld voor de periode van 1 april 2019 tot en met maart 2020. De primaire besluiten werden op 10 april en 10 mei 2020 bekendgemaakt via Mijn DUO. Eiser heeft op 28 februari 2023 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de besluiten op Mijn DUO had geopend en dat hij op de hoogte was van de OV-schuld. Ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, zoals een gebrek aan structuur, was het de verantwoordelijkheid van eiser om tijdig bezwaar in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangedragen omstandigheden niet voldoende waren om de overschrijding van de bezwaartermijn te rechtvaardigen. Daarom werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van de eiser in bestuursrechtelijke procedures. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.