In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 31 augustus 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een derde. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeven te betalen.
Eisers hebben de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag en hebben eerder een beroep ingesteld dat kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 17 december 2024 al beslist op een eerder beroep van eisers, waardoor het tweede beroep, dat nu aan de orde is, geen procesbelang meer heeft. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een herbeoordeling rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.