ECLI:NL:RBDHA:2024:22246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
NL24.44856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 16 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had een ingebrekestelling ingediend op 25 oktober 2024, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was aangevangen. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. Echter, in dit geval was de beslistermijn opgeschort vanwege de tijdelijke bescherming die eiser geniet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. De rechtbank concludeert dat zonder een geldige ingebrekestelling, het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44856

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 16 maart 2023. Eiser heeft op 16 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra een bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 43a, eerste lid, van de Vw, wordt in afwijking van artikel 42, eerste lid, het besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ten aanzien van vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten, uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming gegeven.
7. De minister heeft eiser bij brief van 20 maart 2023 laten weten dat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (de Richtlijn) valt. De rechtbank deelt dit standpunt. Aangaande de afwijkende beslistermijn als gevolg van deze tijdelijke bescherming is artikel 17 van de Richtlijn van belang. De uitwerking hiervan staat in artikel 43a van de Vw, zoals onder rechtsoverweging 6. is vermeld.
8. Op dit moment is de werkingsduur van de Richtlijn verlengd tot in ieder geval
4 maart 2026. [1] De beslistermijn van de aanvragen van de vreemdelingen, zoals eiser, die onder deze Richtlijn vallen, is daarmee opgeschort tot - in ieder geval - 4 maart 2026. De ingebrekestelling is door eiser ingediend op 25 oktober 2024. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet aangevangen en evenmin verstreken. De ingebrekestelling van eiser is daarmee prematuur ingediend en is niet geldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend.
9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars. rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1836.