Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]
de minister van Asiel en Migratie,verweerder.
Inleiding
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Russische nationaliteit hebbende, had een asielaanvraag ingediend die door de minister niet in behandeling werd genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij vreesde slachtoffer te worden van pushbacks in Kroatië en dat hij ernstige gezondheidsproblemen had.
De rechtbank oordeelde dat de minister op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen zou nakomen. Eiser was er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er in zijn specifieke geval sprake was van onmenselijke of vernederende behandeling in Kroatië. De rechtbank wees erop dat de enkele vrees van eiser niet voldoende was om af te wijken van het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die had vastgesteld dat er geen gedocumenteerde gevallen van pushbacks bekend waren.
De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de asielaanvraag van eiser niet aan zich te trekken en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.